Hoofdstuk 8.1 t/m 8.5 quiz 26/40 vragen

Voorbereiden op het proefwerk 
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScienceMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Voorbereiden op het proefwerk 

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat weet je al?
  • Je weet wat geslachtskenmerken zijn.
  • Primaire en secundaire geslachtskenmerken.
  • lichamelijke en geestelijke verandering.
  • Mannelijke geslachtscellen

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In welk orgaan worden de zaadcellen geproduceert?
A
bijballen
B
teelballen
C
prostaat
D
zaadblaasjes

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar worden zaadcellen gemaakt?
A
Teelballen
B
Bijballen

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zaadcellen worden tijdelijk opgeslagen in de
A
Teelballen
B
Bijballen

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De zaadblaasjes en prostaat maken
A
Vocht
B
Urine
C
Zaadcellen
D
Eicellen

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


nummer 5 is de
A
Vagina
B
Eierstok
C
Eileider
D
Urineblaas

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Wat is een ander woord voor eisprong
A
Orgasme
B
Organisme
C
Ovulatie
D
Innesteling

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarin liggen de eicellen?
A
Eierstokken
B
Baarmoeder
C
Eileider
D
Vagina

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Op welke dag van de menstruatie cyclus is de eisprong (ovulatie)?
A
10e
B
1e
C
14e
D
15e

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Waarin worden de eicellen rijp?
A
Eileider
B
Baarmoeder
C
Eierstok
D
Vagina

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Waarvoor dient de opbouw van het baarmoederslijmvlies?
A
Om bevruchting mogelijk te maken
B
Om innesteling mogelijk te maken
C
Om menstruatie mogelijk te maken
D
Om de ovulatie mogelijk te maken

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ontsluiting
Uitdrijving
Nageboorte
Baarmoederhals wordt wijder
Kind wordt naar buiten geperst
Placenta en vruchtvliezen verlaten het lichaam

Slide 13 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies


nr. 1
A
moederwand
B
placenta
C
vruchtvlies
D
ovulatie

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Wat gaat via nr. 1
van de embryo terug naar de moeder?
A
afvalstoffen
B
koolstofdioxide
C
zuurstof
D
A en B

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


nr. 5
A
placenta
B
vruchtwater
C
vruchtvlies
D
baarmoedervocht

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke fasen zijn er bij de bevalling?
1. uitdrijving
2. ontsluiting
3. nageboorte

A
1 , 2, 3
B
1, 2, 3,
C
2, 1, 3
D
1, 3, 2

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De geboorte van een kind begint met samentrekking van spieren in de baarmoederwand. Hoe heten deze samentrekkingen?
A
ontsluiting
B
weeën
C
uitdrijving
D
nageboorte

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Tijdens welke fase verlaat de placenta het moederlichaam?
A
weeën
B
na de geboorte (nageboorte)
C
ontsluiting
D
uitdrijving

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een embryo
A
een kindje dat zich nestelt in de baarmoeder
B
een kindje dat zich ontstaat in de eileider
C
een kindje dat geboren is
D
een kindje dat zich ontwikkelt in de baarmoeder

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als een baby gaat huilen, weet men dat de ademhaling tot stand is gekomen
A
Waar
B
Nietwaar

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe noemen we het samensmelten van zaadcel en eicel?
A
bevruchting
B
innesteling
C
menstruatie
D
ovulatie

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer spreken we
van het woord bevruchting?
A
Bij een bolletje cellen
B
Bij een eisprong
C
Tijdens een ovulatie
D
Bij het samensmelten van de kernen

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Innesteling
A
klompje cellen zet zich vast in de eierstok
B
klompje cellen zet zich vast in de eileider
C
klompje cellen zet zich vast in de vagina
D
klompje cellen zet zich vast in het baarmoederslijmvlies

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

eicellen ontwikkelen zich in
A
de eileider
B
de eierstok
C
de vagina
D
het baarmoederslijmvlies

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


In welke periode vindt waarschijnlijk ovulatie plaats?
A
In de periode van dag 1 tot dag 3
B
In de periode van dag 13 tot dag 15
C
In de periode van dag 26 tot dag 28
D
Dat weet je niet, dat is elke 4 weken weer helemaal anders

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Voordat de jongen klaar komt, komt er voorvocht uit de penis.
Stelling a. In dit voorvocht zitten geen zaadcellen
Stelling b. Door dit voorvocht kan een soa doorgegeven worden
A
Stelling a is waar Stelling b is niet waar
B
Stelling a is niet waar Stelling b is waar
C
Beide stellingen zijn waar
D
Beide stellingen zijn niet waar

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wordt een vrouw tijdens de zwangerschap ongesteld?
A
ja
B
nee

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Voor welk geslacht staat XX
A
Meisje
B
Jongen

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als je anticonceptiemiddelen gebruikt, is seks altijd veilig
A
Waar
B
Niet waar

Slide 30 - Quizvraag

Anticonceptiemiddelen beschermen alleen tegen zwangerschap als je ze goed gebruikt! Door ook een condoom te gebruiken, voorkom je ook soa-besmetting. Condooms beschermen ook tegen zwangerschap, maar de (prik)pil, de anticonceptiepleister, het anticonceptiestaafje, het spiraal en de anticonceptiering zijn nog veiliger
Het is geen probleem om je menstruatie over te slaan als je anticonceptie gebruikt
A
Waar
B
Niet waar

Slide 31 - Quizvraag

Dat kan geen kwaad. Je kunt je stopweek overslaan
De anticonceptiepil is niet meer betrouwbaar als je overgegeven hebt of diarree hebt .
A
Waar
B
Niet waar

Slide 32 - Quizvraag

Bij alle andere middelen dan de pil blijf je goed beschermd. Als je de pil slikt, en 3 uur daarna last krijgt van braken of diarree, ben je niet meer goed beschermd tegen zwangerschap. Slik dan meteen een nieuwe pil.
Hoeveel chromosomen hebben onze cellen?
A
22
B
23
C
44
D
46

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel chromosomen heeft een eicel en een zaadcel
A
22
B
23
C
44
D
46

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar of niet waar? Met twee condooms over elkaar ben je beter beschermd dan met één condoom.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar in het lichaam van de vrouw wordt een spiraaltje geplaatst?
A
In de eierstok
B
In de vagina
C
In de eileider
D
In de baarmoeder

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk voorbehoedsmiddel beschermt het beste tegen SOA
A
Condoom
B
Condoom
C
Condoom
D
Condoom

Slide 37 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ben jij het eens of oneens met de stelling:
Een jongen en meisje zijn samen verantwoordelijk voor de anticonceptie als zij met elkaar naar bed gaan.
Eens
Oneens

Slide 38 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Heb je nog vragen?
schrijf ze op en stel ze aan je docent.

Slide 39 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies