les 2: tekstdoelen, vormen en soorten / ond, deelonderwerpen

Hallo allemaal
- Berg je telefoon op in de tas en ga op je plaats zitten
- Leg je spullen voor Nederlands op je tafel
- Ga alvast lezen in je leesboek



1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 1

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Hallo allemaal
- Berg je telefoon op in de tas en ga op je plaats zitten
- Leg je spullen voor Nederlands op je tafel
- Ga alvast lezen in je leesboek



Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lezen
timer
10:00

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen 
  • Ik kan de tekstdoelen informeren, amuseren, overtuigen, uitleg geven en activeren herkennen
  • Ik kan een instructie herkennen
  • Ik kan een betogende tekst herkennen. 
  • Ik kan het onderwerp en deelonderwerp benoemen 

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Terugblik op les 1
Welke leesstrategie heb jij onthouden en bij welk leesdoel zet je deze in?

Waren er nog vragen bij hoofdstuk 1 van je leerwerkboek?


Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tekstdoelen 
Een tekstdoel geeft aan wat de schrijver wil bereiken met de tekst. 



Informeren
De schrijver geeft je alleen informatie. Let op het is geen uitleg hoe je iets moet doen! Hij wil je iets nieuws vertellen
Uitleg geven
Je krijgt uitleg van de schrijver hoe je iets moet doen. 
Overtuigen 
De schrijver geeft zijn mening en wil jou overtuigen van zijn mening. Hij geeft argumenten
Overhalen
De schrijver wil je iets laten doen, je overhalen tot actie. Let op, de schrijver geeft hierbij niet zijn eigen mening. 
Amuseren 
De schrijver wil je vermaken. Hij wil je gewoon iets vertellen over een interessant verhaal, een leuk verhaal of iets grappigs en hij vindt het gewoon leuk om jou te vermaken.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tekstvormen en tekstsoorten
Tekstvorm:
Een tekst kan in verschillende vormen voorkomen. Denk bijvoorbeeld aan een gedicht, een nieuwsbericht of een reclametekst. Zelfs een graffitiwoord op een muur is een tekstvorm.  Een tekstvorm is dus hoe een tekst eruit ziet.


Tekstsoort:
Onder een tekstsoort vallen alle teksten die samen dezelfde kenmerken hebben. Je kunt dan denken aan de vorm van de tekst, de inhoud van de tekst en het doel van de tekst. De tekstsoort is dus het soort tekst waaronder je de tekst kan scharen. We onderscheiden de volgende tekstsoorten: 
  • Informerende (doel = informeren)  
  • uiteenzettende teksten (doel = uitleggen) 
  • Activerende teksten (doel = overhalen) 
  • Betogende teksten (doel = overtuigen) 
  • Amuserende teksten (doel = amuseren/vermaken)

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Onderwerp van de tekst 
Om het onderwerp te vinden lees je eerst de titel; vaak vertelt de titel grotendeels al waar de tekst over gaat. Daarna bekijk je de tussenkopjes, plaatjes en vetgedrukte stukjes in de tekst. Samen geeft dit al een beeld over het onderwerp van de tekst.

Omdat dit duidelijkheid geeft over waar de tekst vandaan komt en of de informatie betrouwbaar is.  

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Deelonderwerpen
Het deelonderwerp is een deel van een tekst. Deelonderwerpen belichten verschillende kanten van het onderwerp. Een tekst over school gaat bijvoorbeeld vaak ook over leraren, schoolvakken en de plaats waarin de school gaat. Een deelonderwerp heeft dus wel iets met het onderwerp te maken.

Om een deelonderwerp te vinden in de tekst begin je met het onderwerp. Zodra je weet wat het onderwerp is lees je de tussenkopjes en de alinea indeling. Lees van elka alinea de eerste zin, zodat je weet waar elke alinea over gaat. Als een alinea over een nieuwe kant van het onderwerp gaat, heb je een nieuw deelonderwerp gevonden.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Even oefenen
Bepaal het onderwerp en de deelonderwerpen van onderstaande tekst. Kun jij een passende titel en tussenkopjes verzinnen?

‘’Groente en fruit zijn gezond voor je. Groenten en fruit bevatten verschillende vitamines die je nodig hebt om gezond te blijven. Het is daarom erg belangrijk om elke dag minimaal 200 gram groente en twee stuks fruit te eten. Dan krijg je alle benodigde vitamines binnen en blijf je gezond.

Een slimme manier om aan groente en fruit te komen is het verbouwen van groenten in je eigen moestuin. Zelfs als je in de stad woont kan je een moestuin maken, bijvoorbeeld op het balkon of in de vensterbank. Lekkere groenten voor in een moestuin zijn bijvoorbeeld boontjes en wortels.

Tegenwoordig is het ook helemaal hip om je groenten en fruit te verwerken in een smoothie. Je gooit dan alles wat je lekker vindt in de blender en binnen dertig seconden heb je een supergezond sapje! Dingen die je in een smoothie kan doen zijn bijvoorbeeld jus d’orange, banaan of boerenkool. Als je geen blender hebt dan kan je natuurlijk ook kant en klare smoothies kopen in de supermarkt.”

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Geen vieze beestjes in de keuken? Alles netjes schoon? Houden de broodjesmakers zich aan de regels? Dan krijgt een zaak een groene stip in de app van de NVWA (Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit), de instantie die over veilig voedsel gaat. Als er nog wat te verbeteren valt, wordt de stip oranje en als het echt foute boel is rood. 

Zo’n app klinkt handig, maar toch is niet iedereen er blij mee. ‘Wij zijn oranje, maar dat heeft niks met de veiligheid te maken,’ zegt René Kochman, eigenaar van een Amsterdamse broodjeszaak. ‘Het ging om de temperatuur waarop we dingen bewaren. Dat probleem is na een herinspectie goedgekeurd, maar blijkbaar wordt dat niet meegenomen. Je kunt zo twee jaar wachten tot ze weer langskomen, terwijl alles allang in orde is. Het is prima dat die controles er zijn, maar het gaat te ver om overal stickers op te plakken en alles openbaar te maken. Maar ach, ik denk niet dat het klanten gaat kosten hoor, mensen kunnen zelf wel zien hoe het hier is.’ 

Op dit moment staan ruim negenhonderd lunchtentjes verspreid over heel Nederland in de app, iets meer dan de helft van het totaal. Slechts 32 daarvan zijn oranje en geen enkele is rood. Als het goed is, staan over twee jaar ook snackbars en shoarmazaken erin. Over het algemeen zijn de zaken daar minder goed op orde, volgens de NVWA, dus het aantal oranje en rode stippen zal dan toenemen.
Uit: Sytse Wilman, Goede broodjes, slechte broodjes. 7Days.
 Over welke drie deelonderwerpen krijg je informatie?

Slide 10 - Tekstslide

- Nieuwe app voor veilig voedsel
- App niet up-to-date/niet blij met app/herinspectie niet direct verwerkt
- Aantal oranje en rode stippen
Informeren 
Overtuigen
Amuseren 
overhalen
De schrijver wil dat je iets te weten komt 
De schrijver wil dat jij na het lezen van de tekst dezelfde mening hebt als hij 
De schrijver wil je ontroeren of laten lachen
De schrijver wil dat je iets (niet) gaat doen

Slide 11 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk tektsdoel heeft de schrijver van een strip?
A
Informeren
B
Overtuigen
C
Amuseren
D
overhalen

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welk doel heeft de schrijver hierbij?
A
Informeren
B
Amuseren
C
Overtuigen
D
Overhalen

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het doel van een reclamefolder?
A
Amuseren
B
Informeren
C
Overhalen
D
Overtuigen

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een voorbeeld bij het tekstdoel: uitleg geven?
A
Woordenboek
B
Handleiding
C
Nieuwsbericht
D
Kort verhaal

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welk tekstdoel past bij de tekst?
A
activeren / iets laten doen
B
informeren
C
amuseren / vermaken
D
overtuigen / mening geven

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welk tekstdoel past bij deze tekst?
A
amuseren
B
overtuigen
C
informeren
D
instrueren

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welk tekstdoel hoort bij de tekst?
A
informeren
B
amuseren
C
overtuigen
D
uitleg geven

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Afsluiting 


- Welk cijfer geef je jezelf als het gaat om het tekstdoel bepalen?
- En welk cijfer voor de tekstsoort?
- Noem eens de tekstdoelen?
- Wat moet je doen om het onderwerp van de tekst te bepalen?
- Hoe vind ik de deelonderwerpen?
- Wat heb jij nog nodig om nog meer te groeien in de lesdoelen?

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan het werk
  • Lees in je werkboekje van leesvaardigheid hoofdstuk 1 & 2 door en noteer je vragen
  • Maken én nakijken de opdrachten 19 tm 21 leestaak blz. 24 hoofdstuk 1 

Klaar? 
  1. nakijken
  2. woorden oefen met de woordtrainer of lezen in je leesboek

Niet klaar? dan is dit je huiswerk

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk
  • Lees in je werkboekje van leesvaardigheid hoofdstuk 1 & 2 door en noteer je vragen
  • Maken én nakijken de opdrachten 19 tm 21  leestaak blz. 24 hoofdstuk 1 

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies