Present Simple

Present Continuous
  • Wanneer gebruik je de Present Continuous?

  • Hoe maak je de Present Continuous?
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Present Continuous
  • Wanneer gebruik je de Present Continuous?

  • Hoe maak je de Present Continuous?

Slide 1 - Tekstslide

Wanneer gebruik je de 'Present Continuous'?
  • De vorm gebruik je als iets aan de gang is op het moment dat je erover spreekt of schrijft.
  • Iets gebeurt dus op dit moment.
Now, at the moment, currently

Slide 2 - Tekstslide

Hoe ziet de vorm eruit?
am / are / is + werkwoord + ing

He is working at the moment.

Slide 3 - Tekstslide

Voorbeeld
I am screaming at my computer right now.

Slide 4 - Tekstslide

Voorbeeld
The cats are pushing all the buttons in the elevator.

Slide 5 - Tekstslide

Let op!
Als het werkwoord eindigt op een  (stille) -e, dan laat je deze weg als je -ing toevoegt.

to dance - I'm dancing

Slide 6 - Tekstslide

Let op!
Als het werkwoord één lettergreep heeft en eindigt op een klinker + medeklinker verdubbel je de laatste medeklinker.

to hit        - hitting
to run       - running

Slide 7 - Tekstslide

Voorbeeld
Timmy is sitting on a warm toilet seat.

Slide 8 - Tekstslide

Choose the Present Continuous:
Look! The birds ___ away!
A
fly
B
flying
C
are fly
D
are flying

Slide 9 - Quizvraag

Choose the Present Continuous:
We ___ English class right now.
A
have
B
are having
C
are have
D
are haveing

Slide 10 - Quizvraag

Slide 11 - Tekstslide

I always......

Slide 12 - Open vraag

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

I...... to the supermarket first thing in the morning
A
walk
B
walks

Slide 15 - Quizvraag

She ...... to the supermarket first thing in the morning
A
walk
B
walks

Slide 16 - Quizvraag

We ...... to the supermarket first thing in the morning
A
walk
B
walks

Slide 17 - Quizvraag

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide



Na het onderwerp:

I always go to work
She never tells lies
They often fly kites in springtime


Na een vorm van to be:

I am always happy
She is never late
They are ofen shy

Slide 24 - Tekstslide

Which is the correct one
A
She always is late
B
Always she is late
C
She is always late
D
She is late always

Slide 25 - Quizvraag

Which is the correct one
A
He never listen to me
B
Never he listens to me
C
He listen to me never
D
He never listens to me

Slide 26 - Quizvraag

Slide 27 - Tekstslide

She ..... the dishes
A
do
B
dos
C
does

Slide 28 - Quizvraag

The lesson ............ in 15 minutes
A
finish
B
finishes
C
finishs

Slide 29 - Quizvraag

He ........ to be a social care worker
A
study
B
studys
C
studies
D
studyes

Slide 30 - Quizvraag

Ontkennend
Wie - "to do" -not - doet- wat- waar -wanneer

Slide 31 - Tekstslide

  • I don't play cricket / I do not play cricket 
  • You don't do karate / you do not do karate
  • He doesn't play computer games / he does not play computer games
  • She doesn't play hurling / she does not play hurling
  • It doesn't work / it does not work
  • We don't play soccer / we do not play soccer
  • They don't play any instrument / they do not play any instrument

Slide 32 - Tekstslide

Maak ontkennend (in de afgekorte vorm):
I play the guitar every evening

Slide 33 - Open vraag

Maak ontkennend (in de afgekorte vorm):
She goes to school every day

Slide 34 - Open vraag

Opdrachten in Taalblokken
Grammatica A2, Dingen doen, 1 t/m 4

Writing practice in itslearning

Slide 35 - Tekstslide