10.4 Stoffentransport

10.4 Stoffentransport
Op het wisbordje:
  1. (J of OJ) Het hart ontvangt bloed uit de aders van het lichaam
  2. (J of OJ) De stroomsnelheid van het bloed is in de aders het laagst
  3. (J of OJ) De kleine bloedsomloop omvat het bovenlichaam en de grote bloedsomloop het onderlichaam
  4. (J of OJ) In alle slagaders zit zuurstofrijk bloed
  5. (J of OJ) Rode bloedcellen vervoeren voedingsstoffen
  6. Hoe heet de stof waar zuurstof aan bindt in het bloed?
  7. Welke dingen zitten er allemaal in bloed?


1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 15 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

10.4 Stoffentransport
Op het wisbordje:
  1. (J of OJ) Het hart ontvangt bloed uit de aders van het lichaam
  2. (J of OJ) De stroomsnelheid van het bloed is in de aders het laagst
  3. (J of OJ) De kleine bloedsomloop omvat het bovenlichaam en de grote bloedsomloop het onderlichaam
  4. (J of OJ) In alle slagaders zit zuurstofrijk bloed
  5. (J of OJ) Rode bloedcellen vervoeren voedingsstoffen
  6. Hoe heet de stof waar zuurstof aan bindt in het bloed?
  7. Welke dingen zitten er allemaal in bloed?


Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen:
Je kunt de samenstelling van bloed beschrijven
- vaste bestanddelen
- bloedplasma

Je kunt straks vertellen hoe de gassen zuurstof en koolstofdioxide worden opgenomen in het bloed en afgegeven aan de weefsels
- Verzadigingscurves

Slide 2 - Tekstslide

Samenstelling bloed

Slide 3 - Tekstslide

Zuurstoftransport
  • Klein deel opgelost in het bloedplasma: 3 mL O2/L.
  • De rest wordt vervoerd door rode bloedcellen (200 mL O2/L).
  • Rode bloedcellen hebben geen kern maar wel 200 tot 300 miljoen hemoglobine moleculen per cel.
  • 5 miljoen rode bloedcellen per mL bloed.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Hemoglobine

Slide 6 - Tekstslide

Hemoglobine
Elk hemoglobine-molecuul kan 4 O2 moleculen binden.
Dan ontstaat HbO2 = oxihemoglobine

De bindingsreactie is een evenwichtsreactie.
                                    Hb + O2 <-> HbO2

Slide 7 - Tekstslide

Op je wisbordje
Maak een grafiek.
Zet op Y-as: % O2-verzadiging Hb en maak schaal van 0 - 100 (stappen van 10)
Zet op X-as: pO2 en maak schaal van 0 tot 12,5 (stappen van 2,5)
Zet de volgende punten (X ; Y) in de grafiek: 
- (2,5 ; 15) 
- (5 ; 75) 
- (10 ; 90)
- (12 ; 98)
- (12,5 ; 98)
Maak een vloeiende lijnen vanaf (0 ; 0) door de punten


Slide 8 - Tekstslide

Hemoglobine verzadiging
Hoeveel van de Hb zuurstof heeft gebonden uitgedrukt in % O2 verzadiging.

O2 verzadiging is afhankelijk van verschillende factoren:
  • Zuurstofconcentratie (pO2)




100% verzadiging = 20 mL O2 per 100 mL bloed

Slide 9 - Tekstslide

Hemoglobine verzadiging
Hoeveel van de Hb zuurstof heeft gebonden uitgedrukt in % O2 verzadiging.

O2 verzadiging is afhankelijk van verschillende factoren:
  -   Zuurstofconcentratie (pO2)
  • Koolstofdioxideconcentratie (pCO2)
  • Zuurgraad (pH)
  • Temp (C) 

100% verzadiging = 20 mL O2 per 100 mL bloed

Slide 10 - Tekstslide

Myoglobine
In de spieren zit myoglobine
Dit bindt bij lage zuurstofspanningen 
beter aan zuurstof dan hemoglobine. 
Dit is handig om in de spieren extra 
zuurstof over te nemen van Hb. 

Slide 11 - Tekstslide

Foetaal hemoglobine
In ongeboren kind: foetaal 
hemoglobine dat net iets beter
zuurstof bindt dan hemoglobine:
kan daardoor in de placenta het
zuurstof overnemen van de
hemoglobine van de moeder.

Slide 12 - Tekstslide

Rekenen met verzadigingscurves
De vraag: Hoeveel % zuurstof wordt er afgegeven in een weefsel (bijvoorbeeld een spier) als de zuurstofdruk bij de longen 12kPa is en in het weefsel 4kPa?
Hoeveel ml zuurstof per 100 ml bloed is dat?

Stap 1: Wat is verzadigingspercentage bij 12 kPa? 
Stap 2: wat is verzadigingspercentage bij 4 kPa? 
Stap 3: bereken het verschil:  ... - ... = ...
Stap 4: Doe het verschil maal het 100% verzadigingsniveau (20 ml / 100 ml)  ... x 20 = ... ml / 100 ml

Slide 13 - Tekstslide

Kleine lesafsluiter:
Hoeveel mL zuurstof per 100 mL bloed wordt er afgegeven in een weefsel als de zuurstofdruk bij de longen 12kPa is en in het weefsel 8kPa? 

Geef de berekening!

Slide 14 - Tekstslide

Aan de slag (Blz. 61 - 62)
Maak 10.4 Leerdoel 8 en 10 Opdracht 35, 36, 43, 44, 45 en 46

Slide 15 - Tekstslide