Les 1 verslavingszorg

Verslavingszorg les 1
PGL
Verslaving in de hersenen

32769 -C- Verslavingszorg - 32769 -C- Verslavingszorg
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
WelzijnMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Verslavingszorg les 1
PGL
Verslaving in de hersenen

32769 -C- Verslavingszorg - 32769 -C- Verslavingszorg

Slide 1 - Tekstslide

Planning
  • Wanneer is deze workshop voldaan? 
  • Lesdoelen
  • Stellingen
  • Theorie: Wat is verslaving?
  • Theorie: Verslaving en de hersenen
  • Afsluiten 

Slide 2 - Tekstslide

Wanneer is dit vak voldaan? 
  • Actieve houding tijdens de les. 
  • Tussentijdse opdrachten.
  • Geen eindopdracht. 

Slide 3 - Tekstslide

Wat wil je leren in deze workshop?

Slide 4 - Open vraag

Lesdoelen 
  • De student kan een link leggen tussen verslaving en de hersenen. 
  • De student weet hoe verslaving in de DSM IV beschreven staat. 
  • De student vormt een mening over het drank- en drugsbeleid.  

Slide 5 - Tekstslide

Stelling: Zonder alcohol/drugs vind ik uitgaan/een feestje minder leuk. Eens of oneens?

Slide 6 - Open vraag

Stelling: Ouders die op het terras een alcohol kopen voor hun minderjarige kind, moeten een boete krijgen.

Slide 7 - Open vraag

Stelling: Je kunt beter ieder weekend dronken zijn, dan één keer per maand XTC gebruiken.

Slide 8 - Open vraag

Stelling: Het is goed dat lachgas onder de opiumwet valt en dat particulieren dit niet meer mogen gebruiken.

Slide 9 - Open vraag

Stelling: Ik vind dat drugs gelegaliseerd moeten worden.

Slide 10 - Open vraag

Slide 11 - Video

Wat is verslaving? 
Verslaving: als je niet meer zonder een middel kunt, lichamelijk of psychisch. steeds meer nodig hebt van een bepaald middel om hetzelfde effect te bereiken.
Er bestaan twee soorten verslaving: verslaving aan stoffen (zoals alcohol en nicotine) en verslaving aan gedrag (zoals gokken of gamen).

Slide 12 - Tekstslide

Criteria DSM IV
  • De elf criteria van een stoornis in het gebruik van middelen zijn:

  • vaker en in grotere hoeveelheden gebruiken dan het plan was
  • mislukte pogingen om te minderen of te stoppen
  • gebruik en herstel van gebruik kosten veel tijd
  • sterk verlangen om te gebruiken
  • door gebruik tekortschieten op het werk, school of thuis
  • het optreden van onthoudingsverschijnselen, die minder hevig worden door meer van de stof te gebruiken. 

Slide 13 - Tekstslide

Criteria DSM IV
  • blijven gebruiken ondanks dat het problemen meebrengt op het relationele vlak
  • door gebruik opgeven van hobby’s, sociale activiteiten of werk
  • voortdurend gebruik, zelfs wanneer je daardoor in gevaar komt
  • voortdurend gebruik ondanks weet hebben dat het gebruik lichamelijke of psychische problemen met zich meebrengt of deze verergert
  • grotere hoeveelheden nodig hebben om het effect nog te voelen, oftewel tolerantie

Slide 14 - Tekstslide

Gewoonte 
  • Omstandigheden hebben invloed op het ontwikkelen van een gewoonte, bijvoorbeeld een sigaretje na het eten of een biertje bij het voetballen.
  • Niet afhankelijke zijn van... 
Verslaving
  •  Als een gewoonte een verslaving dreigt te worden, kom je in de misbruikfase.
  • Lichamelijk/geestelijk afhankelijk zijn van.. 
  • Vraag naar meer

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

Theorie: Hersenen en verslaving
Verschillende delen van de hersenen zijn betrokken bij verslaving:
 
Het beloningscentrum. Dit centrum in de hersenen zorgt ervoor dat je je lekker voelt.
Het geheugen. Het geheugen zorgt ervoor dat je positieve ervaringen herinnert.
De nieuwe hersenen (neocortex). Een deel van de nieuwe hersenen zorgt ervoor dat niet meteen toegegeven wordt aan allerlei verlangens.

Slide 18 - Tekstslide

Beloningscentrum
Het beloningscentrum in de hersenen zorgt ervoor dat bepaalde gedragingen met een prettig gevoel beloond worden.
 Het beloningscentrum zit in de middenhersenen. De middenhersenen zijn ook betrokken bij instincten, verlangens, dorst, hongergevoel en emoties als woede en angst.

Alcohol en drugs zijn in staat om het beloningscentrum op een zeer krachtige manier te prikkelen. Om die reden ga je je na gebruik van drugs lekker voelen.


Slide 19 - Tekstslide

Dopamine (neurotransmitter ook wel boodschappersstofje)
Het beloningscentrum wordt geprikkeld door een bepaald stofje in de hersenen. Dit stofje heet dopamine. De meeste drugs zorgen ervoor dat dopamine op een directe of op een indirecte manier afgegeven wordt. De afgegeven dopamine wordt opgevangen door zogenaamde dopamine receptoren.

Dopamine zorgt voor een gevoel van geluk. Hierdoor voelen we ons beloond. Dit wordt ook aangemaakt tijdens bijv. sporten. 
 

Slide 20 - Tekstslide

Genen
Nu kan een bepaald gen ervoor zorgen dat er minder dopaminereceptoren zijn. Het beloningscentrum functioneert dan minder goed.

Bij een minder goed functionerend beloningscentrum zal het gebruik van drugs bij de betrokken persoon een zeer krachtige en positieve ervaring opleveren. Hierdoor zijn zij vatbaarder voor verslaving. Deze genetische structuur is erfelijk bepaald.

Slide 21 - Tekstslide

Afname receptoren
Door frequent gebruik van drugs neemt het aantal dopaminereceptoren af. Hierdoor zal meer gebruikt moeten worden om het oorspronkelijke effect nog te kunnen voelen. Zo kan langdurig gebruik blijvende veranderingen in het brein veroorzaken.

Slide 22 - Tekstslide

Geheugen
Het positieve gevoel na gebruik (en de omstandigheden waaronder dit gebruik plaatsvindt) wordt door de middenhersenen in het geheugen opgeslagen. Het vormen zeer krachtige herinneringen die later een sterke trek of verlangen kunnen oproepen.

Slide 23 - Tekstslide

Neocortex
De nieuwe hersenen of wel de neocortex vormen het rationele deel van de hersenen.
 

Een deel van de cortex heeft tot taak de conflicten tussen verlangens (verlangen naar het effect en de roes van drugs) enerzijds en rationele overwegingen (ik moet morgen werken) anderzijds in goede banen te leiden.

Slide 24 - Tekstslide

Neocortex
De middenhersenen zullen willen toegeven aan dit verlangen. De nieuwe hersenen zullen dit willen voorkomen. Bij verslaafden functioneert de neocortex minder goed. Door het voortdurende gebruik kan dit steeds minder goed functioneren.

Slide 25 - Tekstslide

DSM Criteria 
  • vaker en in grotere hoeveelheden gebruiken dan het plan was
  • mislukte pogingen om te minderen of te stoppen 
  • gebruik en herstel van gebruik kosten veel tijd 
  • sterk verlangen om te gebruiken 
  • door gebruik tekortschieten op het werk, school of thuis 
blijven gebruiken ondanks dat het problemen meebrengt op het relationele vlak

Slide 26 - Tekstslide

DSM Criteria 
  • door gebruik opgeven van hobby’s, sociale activiteiten of werk
  • voortdurend gebruik, zelfs wanneer je daardoor in gevaar komt 
  • voortdurend gebruik ondanks weet hebben dat het gebruik lichamelijke of psychische problemen met zich meebrengt of deze verergert 
  • grotere hoeveelheden nodig hebben om het effect nog te voelen, oftewel tolerantie 
  • het optreden van onthoudingsverschijnselen, die minder hevig worden door meer van de stof te gebruiken. 

Slide 27 - Tekstslide

Verslaving en de hersenen
Bij mensen die een vergroot risico op verslaving lopen en bij verslaafden functioneren deze delen van de hersenen anders of minder goed. Sommige medicatie kan op deze delen van de hersenen ingrijpen.

Slide 28 - Tekstslide

Afsluiten
  • Vragen? 
  • Huiswerk -> Geen huiswerk
  • Volgende week -> Bio psycho sociaal model

Slide 29 - Tekstslide