Formatieve Toets h5 3deklas

Formatieve toets H5
- soms moet er een berekening worden ingeleverd. Vergeet dit niet!
- bij de meerkeuze vragen is soms meer dan één antwoord goed. let hier op!!
- zoek niet teveel op....! Dat kost namelijk veel tijd en die kom je dan aan het einde tekort.
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Formatieve toets H5
- soms moet er een berekening worden ingeleverd. Vergeet dit niet!
- bij de meerkeuze vragen is soms meer dan één antwoord goed. let hier op!!
- zoek niet teveel op....! Dat kost namelijk veel tijd en die kom je dan aan het einde tekort.

Slide 1 - Tekstslide

Succes met de toets!

Slide 2 - Tekstslide

1. Wat is 1 kenmerk voor winkels die zich vestigen in het stadscentrum.
A
Makkelijk bereikbaar met auto.
B
Verkopen vaak grote producten.
C
Hoge kosten pand
D
Lage kosten pand

Slide 3 - Quizvraag

2. De inkoopwaarde van de goederen bedraagt €7.000. De bedrijfskosten bedragen €1.500. De verkoopprijs is €80 en de afzet is 100. Bereken het nettoresultaat. Is dit winst of verlies

Slide 4 - Open vraag

3. Wat zijn 2 voorbeelden van psychologische prijzen.
A
€3,05
B
€1,99
C
2 voor de prijs van 3
D
2 voor de prijs van 1

Slide 5 - Quizvraag

4. Bereken de letter A
Opbrengst verkoop motor: ...A...
Inkoopwaarde van de motor: €31.950
---------------------------------------------------
Brutowinst: €5.550

Slide 6 - Open vraag

5. Bereken letter B:
Brutowinst: € 5.550
Bedrijfskosten: ....B....
-------------------------------------------
Netto VERLIES: € 1.200

Slide 7 - Open vraag

6. Bij Albert Heijn worden 120 pakjes paracetamol verkocht. De totale ontvangsten hiervoor waren €66. Hoeveel ontvangt de AH?
A
€5,94
B
€13,86
C
€60,55
D
€79,86

Slide 8 - Quizvraag

7. De arbeidsproductiviteit is de gemiddelde productie per werkende per tijdseenheid. De arbeidsproductiviteit kan stijgen door (meerdere antwoorden mogelijk):
A
mechanisatie
B
scholing
C
lagere lonen
D
arbeidsverdeling

Slide 9 - Quizvraag

8. Hoe bereken je de WIG?
A
Loonkosten + Nettoloon
B
Loonkosten - Nettoloon
C
Brutoloon - Nettoloon
D
Brutoloon + Nettoloon

Slide 10 - Quizvraag

9. In 2012 verhoogde de overheid het hoge BTW-tarief van 19% procent naar 21%.
Bereken hoeveel procent de consumentenprijs van goederen steeg
A
10,5%
B
9,5%
C
1,7%
D
-1,7%

Slide 11 - Quizvraag

10. In 2012 verhoogde de overheid het hoge BTW-tarief van 19% procent naar 21%.
Hoeveel procentpunt is de stijging?
A
2 pp
B
10,5 pp
C
-2 pp
D
-10,5 pp

Slide 12 - Quizvraag

11. Een kinderfiets kost €399. (consumenten prijs)
Hoeveel BTW (21%) wordt er betaald?
A
€329,75
B
€83,79
C
€32,94
D
€69,25

Slide 13 - Quizvraag

12. Een machine heeft een aanschafwaarde van €10.000 en wordt afgeschreven in 4 jaar. De afschrijvingskosten per jaar zijn €2.000. Wat is de restwaarde?
A
€2.500
B
€2.000
C
€3.000
D
€8.000

Slide 14 - Quizvraag

Einde toets.
Kijk nog goed je antwoorden door, en lever hierna je toets in.

Slide 15 - Tekstslide