De leerling kan twee voorbeelden noemen waar politici werkzaam zijn.
De leerling kan uitleggen welke onderverdeling er wordt gemaakt bij het stemmen.
De leerling kan drie kenmerken noemen van linkse partijen.
De leerling kan twee kenmerken noemen van midden partijen.
De leerling kan vier kenmerken noemen van rechtste partijen.
De leerling kan ten minste één voorbeeld noemen van een linkse, midden en een rechtse partij.