Samenstellingen

Terugblik vorige week
- Hoofdletters en leestekens
- Werkwoordspelling tt, vt & vd
- Invulopdracht werkwoorden 

Nieuw: 
- Samenstellingen 
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Terugblik vorige week
- Hoofdletters en leestekens
- Werkwoordspelling tt, vt & vd
- Invulopdracht werkwoorden 

Nieuw: 
- Samenstellingen 

Slide 1 - Tekstslide

familie van der sar post plaatjes op instagram

Slide 2 - Open vraag

Wat is de betekenis van amuseren

Slide 3 - Open vraag

Wat is de betekenis van anekdote?

Slide 4 - Open vraag

Wat is de betekenis van argument?

Slide 5 - Open vraag

Wat is de betekenis van benadrukken?

Slide 6 - Open vraag

Samenstellingen
  • Woorden die één ding of begrip vormen schrijf je aan elkaar

Platte grond
is niet hetzelfde als een plattegrond.
'Er is een weeralarm' is wat anders dan 'er is weer alarm'.

In sommige gevallen maakt het verkeerd schrijven van een samenstelling echt wel verschil...

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Aan elkaar of los

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Wat is inhoudelijk het verschil tussen:

lange afstandsloper / langeafstandsloper

Slide 13 - Open vraag

Langeafstandsloper
(iemand die lange afstanden loopt)
Lange afstandsloper
(zegt iets over lengte van de loper)

Slide 14 - Tekstslide

Wat is inhoudelijk het verschil tussen:
Rook worst / Rookworst

Slide 15 - Open vraag

Rookworst
Rook worst

Slide 16 - Tekstslide

Tussenklanken
-e / -en / s

Boek + week = boekenweek
Zon + schijn = zonneschijn
Station + straat = stationsstraat

Maar waarom?

Slide 17 - Tekstslide

Tussenklanken
-e / -en
Je schrijft een tussen -en als:
  • Het eerste deel een zelfstandig naamwoord is én een meervoud heeft op -en

Boek + kast= boekenkast (boek is een zelfst. nw. en meervoud op -en)

Slide 18 - Tekstslide

Tussenklanken
Je schrijft een tussen -en als:
  • Het eerste deel een zelfstandig naamwoord is én een meervoud heeft op -en

Fiets + stalling = fietsenstalling
Kat + bak = kattenbak
Pan + koek = pannenkoek

Slide 19 - Tekstslide

Tussenklanken
Je schrijft een tussen -als het eerste deel:
  • Geen zelfstandig naamwoord is
  • Een meervoud heeft op -s of een dubbel meervoud heeft
  • Geen meervoud heeft
  • Uniek is

Slide 20 - Tekstslide

Tussenklanken
  • Geen zelfstandig naamwoord is
  • Een meervoud heeft op -s of een dubbel meervoud heeft
  • Geen meervoud heeft
  • Uniek is
Zon + straal = zonnestraal (zon is uniek)
Gedachte + gang = gedachtegang (meervoud op s)
Steek + blind = stekeblind (steek is geen zelfst. nw.)

Slide 21 - Tekstslide

Tussenklanken
Je schrijft een tussen s als je een tussen -s hoort.

Landing + baan = landingsbaan
Station + gebouw = stationsgebouw

Als je twijfelt kan je het tweede deel vervangen voor een ander woord. Landing + gestel = landingsgestel.

Slide 22 - Tekstslide

Klant + service =
A
Klanteservice
B
Klantenservice

Slide 23 - Quizvraag

Fiets + maker =
A
Fietsenmaker
B
Fietsemaker

Slide 24 - Quizvraag

Zon + bloem =
A
Zonnebloem
B
Zonnenbloem

Slide 25 - Quizvraag

Lam + wol =
A
Lammewol
B
Lammenwol
C
Lamswol

Slide 26 - Quizvraag

Ik smeer mij in met zon + brand ...

Slide 27 - Open vraag