Vragen maken// Vraagwoorden: woordvolgorde

Welke vraagwoorden ken jij?
1 / 16
volgende
Slide 1: Woordweb
NT2Middelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welke vraagwoorden ken jij?

Slide 1 - Woordweb

Zinnen met vraagwoorden
Doel van de les:
je leert de woorden op de juiste plaats te zetten bij een vraagzin.

Slide 2 - Tekstslide

De woordvolgorde in een zin
1. Persoon
2. Werkwoord
3. Extra informatie
Hij
fietst
naar school.

Slide 3 - Tekstslide

De woordvolgorde bij een vraagzin
1. Werkwoord
2. Persoon
3. Extra informatie
Fietst
hij
naar school?

Slide 4 - Tekstslide

De woordvolgorde bij een vraagzin met een vraagwoord
1. Vraagwoord
2. Werkwoord
3. 
Persoon
4. Extra informatie
Wanneer
fietst
hij
naar school?

Slide 5 - Tekstslide

Herhaling: De afspraak
Als de vraagzin begint met een vraagwoord, dan is het tweede woord altijd een werkwoord. Daarna de persoon.
1. Vraagwoord
2. Werkwoord
3. 
Persoon
4. Extra informatie
Wanneer
fietst
hij
naar school?
Waar
koop
jij
kleding?

Slide 6 - Tekstslide

Welke zin is goed? Denk aan:
1. vraagwoord 2. werkwoord 3. persoon 4. extra informatie
A
Waar naar toe zij gaat?
B
Waar gaat zij naar toe?
C
Gaat zij waar naar toe?
D
Waar zij gaat naar toe?

Slide 7 - Quizvraag

Welke zin is goed? Denk aan:
1. vraagwoord 2. werkwoord 3. persoon 4. extra informatie
A
Wie met hem op straat loopt?
B
Loopt met hem wie op straat?
C
Wie loopt met hem op straat?
D
Wie loopt straat op met hem?

Slide 8 - Quizvraag

Welke zin is goed?
A
Waarom thuis niet jullie zijn?
B
Waarom jullie niet thuis zijn?
C
Waarom zijn niet thuis jullie?
D
Waarom zijn jullie niet thuis?

Slide 9 - Quizvraag

Maak de vraag. Begin met het vraagwoord:

Je vraagt aan de docent waarom zij niets doet.
Waarom..................

Slide 10 - Open vraag

Maak de vraag. Begin met het vraagwoord:

Je vraagt aan de docent wanneer we vakantie hebben.
Wanneer..............

Slide 11 - Open vraag

Maak de vraag. Begin met het vraagwoord:

Je vraagt aan Mohamed waarom hij te laat is.
Waarom.................

Slide 12 - Open vraag

Maak de vraag. Begin met het vraagwoord:

Je vraagt aan je vriend wat hij vanavond gaat doen.
Wat..............................

Slide 13 - Open vraag

Herhalen: de afspraak
Als de vraagzin begint met een vraagwoord, dan is het tweede woord altijd een werkwoord. Daarna de persoon.
1. Vraagwoord
2. Werkwoord
3. 
Persoon
4. Extra informatie
Wanneer
fietst
hij
naar school?
Waar
koop
jij
kleding?

Slide 14 - Tekstslide

Opdracht
Je leest de tekst. Bij deze tekst ga je zelf vragen maken. Je vraag begint altijd met een vraagwoord. Denk aan de woordvolgorde!
Maak een vraag met deze vraagwoorden:
WIE
WAT
WAAR   
WAAROM
HOE              

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide