In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Oefenen
Paragraaf 2.3 Exponentiele verbanden
Slide 1 - Tekstslide
Exponentiële groei
Als iets per tijdseenheid met een percentage toeneemt
N = b x g ^ t
b=begingetal
g= groeifactor
t= tijd
Slide 2 - Tekstslide
Tabellen en groei
25003125=1,25
Als de toename exponentiëel is, is het getal onder iedere keer met dezelfde factor vermenigvuldigd. Als de delingen hetzelfde zijn, is de toename exponentiëel.
t
0
1
2
3
4
N
1280
1600
2000
2500
3125
20002500=1,25
16002000=1,25
12801600=1,25
Alle delingen zijn gelijk dus er is exponentiële toename
Slide 3 - Tekstslide
Tabellen en groei
25003125=1,25
De formule die bij de tabel hoort is:
t
0
1
2
3
4
N
1280
1600
2000
2500
3125
20002500=1,25
16002000=1,25
12801600=1,25
N=1280⋅1,25t
Letter beneden
het getal onder de 0 in de tabel
de groeifactor (de deling van de getallen)
de letter bovenin de tabel
Slide 4 - Tekstslide
Lineaire of exponentiële groei
t
0
1
2
3
N
50
60
72
86,4
t
0
1
2
3
N
8
12
16
20
Welke verband hoort bij de tabel?
Slide 5 - Tekstslide
Lineaire en exponentiele groei
7286,4=1,2
t
0
1
2
3
N
50
60
72
86,4
N=50⋅1,2t
t
0
1
2
3
N
8
12
16
20
6072=1,2
5060=1,2
dus exponentiële groei
Slide 6 - Tekstslide
Lineaire en exponentiele groei
7286,4=1,2
Er komst steeds 4 bij dus lineaire groei
t
0
1
2
3
N
50
60
72
86,4
N=50⋅1,2t
t
0
1
2
3
N
8
12
16
20
6072=1,2
5060=1,2
1620=1,25
1216=1,333...
Geen exponentiële groei.
N=8+4⋅t
Slide 7 - Tekstslide
Je kan het!
Enkele oefeningen...
Slide 8 - Tekstslide
Wat is de groeifactor in deze formule?
N=3000⋅0,7t
A
N
B
3000
C
0,7
D
t
Slide 9 - Quizvraag
Bereken de groeifactor:
A
x0.5
B
:2
Slide 10 - Quizvraag
Groeifactor 2,5
Wat is de procentuele toename?
A
25 %
B
150%
C
250%
D
2,5%
Slide 11 - Quizvraag
Groeifactor 1,02
Hoeveel procent is de toe- of afname?
A
20
B
2
C
0,2
D
- 2
Slide 12 - Quizvraag
A
De groeifactor is 2
B
De groeifactor is 1
C
De groeifactor is 0,5
D
Er is geen groeifactor
Slide 13 - Quizvraag
Welke stelling over de 2 grafieken hiernaast is waar
1
2
A
Beide grafieken hebben dezelfde groeifactor
B
Beide grafiek hebben een groeifactor groter dan 1
C
Beide grafieken hebben dezelfde beginwaarde
D
Grafiek 2 heeft dezelfde groeifactor als grafiek 1, alleen dan negatief.
Slide 14 - Quizvraag
De groeifactor is 0,9. Het neemt elke keer af met ..... %
A
90
B
5
C
10
D
190
Slide 15 - Quizvraag
Als de groeifactor 0,5 is, is de lijn in de grafiek ........
A
recht
B
stijgend
C
Dalend
Slide 16 - Quizvraag
De toename is 15% de factor is dan:
A
0,15
B
0,85
C
1,15
Slide 17 - Quizvraag
hoe kun je aan een exponentiele formule zien aan of je maken hebt met een stijgende grafiek?
A
helling is positief
B
groeifactor tussen
0 en 1
C
helling is negatief
D
groeifactor groter dan 1
Slide 18 - Quizvraag
hoe kun je aan een exponentiele formule zien aan of je maken hebt met een stijgende grafiek?