24/25 4.1 Stofeigenschappen 3K

4.1 Stofeigenschappen
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

4.1 Stofeigenschappen

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen vandaag?

  • Opstarten (5 min)
  • Mengsels en zuivere stoffen       (15 min)
  • Scheiden (15 min)
  • Stofeigenschappen (10 min)
  • Afsluiten (5 min)

Slide 2 - Tekstslide

Je kunt uitleggen wat het verschil is tussen een mengsel en een zuivere stof.

Slide 3 - Tekstslide

Zuivere stoffen en mengsels

Een zuivere stof bestaat uit één soort moleculen (1 stof)

Een mengsel bestaat uit meerdere soorten moleculen (meerdere stoffen)

Slide 4 - Tekstslide

Zuivere stof

Suiker
Meel
Zout
Goud
Diamant
Mengsels

Cola
Koffie
Deo
Zeep
Crème

Slide 5 - Tekstslide

Was dit een mengsel of zuivere stof?
A
mengsel
B
zuiver

Slide 6 - Quizvraag

Wat is een zuivere stof?
A
een stof die bestaat uit een ingrediënt
B
een heldere stof
C
een schone stof
D
een stof zonder schadelijke stoffen

Slide 7 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van een zuivere stof?
A
koffie
B
limonade
C
water
D
cola

Slide 8 - Quizvraag

mengsel of zuivere stof?
A
mengsel
B
zuivere stof

Slide 9 - Quizvraag

Wat is de definitie van een mengsel? Een mengsel...
A
bestaat uit een soort moleculen.
B
bestaat uit meerdere soorten moleculen.
C
bestaat uit meerdere moleculen.

Slide 10 - Quizvraag

Is lucht een zuivere stof?
A
Ja
B
Nee

Slide 11 - Quizvraag

Alcohol is een zuivere stof en water is een zuivere stof. Als je ze bij elkaar doet krijg je ...
A
een mengsel
B
NIX18
C
een zuivere stof
D
goud

Slide 12 - Quizvraag

Maak opdracht 1, 3, 6, 9  en 11

Slide 13 - Tekstslide

Je kan met voorbeelden uitleggen hoe je stoffen van elkaar kan scheiden.

Je kan beschrijven wat er met de moleculen gebeurt als je een stof zuivert.

Slide 14 - Tekstslide

Scheiden van mengsels 
Het scheiden van mengsels in zuivere stoffen
Bezinken 
Filtreren
Indampen
Destilleren
Extraheren
Adsorberen

Slide 15 - Tekstslide

Filtreren
  • Scheidingsmethode: Filtreren
  • Stofeigenschap: Deeltjesgrootte 
  • Soort mengsel: Suspensie 

Slide 16 - Tekstslide

Indampen
  • Scheidingsmethode: Indampen
  • Stofeigenschap: Kookpunt
  • Soorten mengsels: Oplossingen

Slide 17 - Tekstslide

Wat doen we bij scheiden
A
moleculen kapot maken
B
moleculen uit elkaar halen
C
moleculen sorteren

Slide 18 - Quizvraag

Wat is geen voorbeeld van filtreren
A
Thee zetten
B
Koffie maken
C
Pasta afgieten
D
Het tegenhouden van gif in een gasmasker

Slide 19 - Quizvraag

Bij filtreren scheid je op basis van
A
deeltjesgrootte
B
massa
C
oplosbaarheid
D
dichtheid

Slide 20 - Quizvraag

Welk mengsel zou je kunnen filtreren?
A
Suiker uit limonade halen
B
Vruchtvlees uit fruitsap halen
C
Kleur uit thee halen
D
Alcohol uit wijn halen

Slide 21 - Quizvraag

Bij filtreren zit het filtraat:
A
In het filter
B
In het mengsel
C
In het opvangvat onder het filter

Slide 22 - Quizvraag

Wat is het filtraat als je koffiezet met een koffiezetapparaat?
A
De gemalen koffie die je uit een pak en in het filter schept
B
Het hete water dat op de gemalen koffie druppelt
C
De pas gezeten koffie die in de kan zit onder het filter
D
Het koffiedik dat in het filter achterblijft

Slide 23 - Quizvraag

Bij het theezetten werkt je theezakje als filter. Wat is het filtraat?
A
De thee
B
Het theezakje
C
De theeblaadjes in het theezakje

Slide 24 - Quizvraag

Waar zit het residu?
A
In het glas wat leeg is
B
In het filter
C
Is door het filter gegaan
D
Residu bestaat niet

Slide 25 - Quizvraag

Wat is het residu bij het zetten van koffie?
A
de koffie in de beker
B
het water
C
het filter
D
de koffiedrap

Slide 26 - Quizvraag

Ik heb een suspensie van thee met theebladjes.
Ik ga dit filtreren. Wat is het residu?
A
Thee
B
Theeblaadjes
C
Theeblaadjes en kleurstof
D
Water

Slide 27 - Quizvraag

Wat is het doel van filtreren?
A
Moleculen sorteren
B
Een mengsel van een vaste stof en vloeistof scheiden
C
Stoffen zuiveren
D
Het oplosmiddel verdampt. De opgeloste stof blijft over

Slide 28 - Quizvraag

Je kunt een oplossing indampen.

Als je een oplossing indampt:

A
houd je de oplossing over
B
laat je de opgeloste stof verdampen.
C
houd je het oplosmiddel over.
D
laat je het oplosmiddel verdampen.

Slide 29 - Quizvraag

Wat is het doel van indampen?
A
De vloeistof gaat door het filter. De vaste stof blijft over
B
Moleculen sorteren
C
Stoffen zuiveren
D
Opgeloste stof uit een oplossing scheiden

Slide 30 - Quizvraag

Als je zout wil winnen uit zeewater kan je het indampen. Wat gebeurt er bij indampen?
A
Het zout verdampt.
B
Het zout kookt weg uit het mengsel.
C
Het water en het zout verdampen allebei.
D
Het water verdampt en het zout blijft over.

Slide 31 - Quizvraag

Maak opdracht 2, 4, 5 en 8

Slide 32 - Tekstslide

Je kan 5 stofeigenschappen noemen en daarmee stoffen van elkaar onderscheiden.

Slide 33 - Tekstslide

Wel stofeigenschappen:
  • Brandbaarheid
  • Geur
  • Kleur
  • Smaak
  • Fase (bij kamertemp.)
  • Kookpunt
  • Smeltpunt
  • Oplosbaarheid in water
  • Elektrische geleiding
  • Dichtheid

Geen stofeigenschappen:
  • Temperatuur
  • Vorm
  • Massa
  • Volume

Slide 34 - Tekstslide

Welke van de onderstaande begrippen is een stofeigenschap
A
Massa
B
Temperatuur
C
Oplosbaarheid
D
Vorm

Slide 35 - Quizvraag

Wat is een stofeigenschappen van Dreft?
A
De reclame op tv
B
Het logo
C
De herkenbare fles
D
De frisse geur

Slide 36 - Quizvraag

Wat zijn geen stofeigenschappen?
A
Magnetisme, brandbaarheid en giftigheid
B
Volume, massa en vorm
C
Kleur, geur en smaak
D
Dichtheid, kookpunt en smeltpunt

Slide 37 - Quizvraag

Stofeigenschappen zijn:
A
geur, kleur, massa
B
fase, geur, kleur
C
kookpunt, smaak, kleur
D
fase, geur, smaak

Slide 38 - Quizvraag

Metalen hebben een aantal stofeigenschappen gemeen. Enkele andere stofeigenschappen verschillen.

Welke stofeigenschappen hebben alle metalen hetzelfde?
A
Smeltpunt, kleur en dichtheid
B
Geleiden goed elektriciteit, kookpunt en buigbaarheid
C
Glimmend oppervlak, geleiden goed warmte en slecht bestand tegen bijtende stoffen
D
Geen van deze antwoorden is juist

Slide 39 - Quizvraag

Wat zijn stofeigenschappen?
A
Kleur, geur, brandbaarheid, vierkant
B
Geur, kleur, brandbaarheid, hardheid
C
Brandbaarheid, hardheid, rondheid
D
Hardheid, kleur, geur, doorzichtigheid

Slide 40 - Quizvraag

Wat zijn stofeigenschappen?
A
Daarmee bepaal je de dichtheid van een stof
B
Dat gaat over de eigenaar van een stof
C
Daaraan kun je een stof herkennen
D
Hoe goed een stofzuiger kan zuigen

Slide 41 - Quizvraag

Maak opdracht 7 en 10

Slide 42 - Tekstslide

Wat vinden jullie van deze manier van werken? Moeten we dit vaker doen of juist niet?

Slide 43 - Open vraag