In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Nederland
Slide 1 - Tekstslide
De kaart van Nederland
Slide 2 - Tekstslide
De provincies
Nederland is ingedeeld in twaalf provincies.
Elke provincie heeft een hoofdstad.
Slide 3 - Tekstslide
Zuid-Holland
Wij wonen in de provincie Zuid-Holland.
De hoofdstad is Den- Haag
Slide 4 - Tekstslide
De hoofdstad
De hoofdstad van Nederland is Amsterdam
Amsterdam heeft 900.000 inwoners.
Slide 5 - Tekstslide
De inwoners
Nederland heeft 17,8 miljoen inwoners.
Slide 6 - Tekstslide
Hoeveel provincies heeft Nederland?
A
11
B
10
C
12
D
13
Slide 7 - Quizvraag
Hoeveel inwoners heeft Nederland?
A
15 miljoen
B
17,8 miljoen
C
16 miljoen
D
14 miljoen
Slide 8 - Quizvraag
Wat is de hoofdstad van Nederland?
Slide 9 - Open vraag
Hoeveel inwoners heeft Amsterdam?
A
700.000
B
800.000
C
600.000
D
900.000
Slide 10 - Quizvraag
Het klimaat
Het klimaat van Nederland is een gematigd zeeklimaat.
met milde winters, milde zomers en regen door het hele jaar
Slide 11 - Tekstslide
De natuur
Nederland is een plat land met alleen wat heuvels. Wij hebben veel strand en duinen, bossen en heide.
Slide 12 - Tekstslide
de natuur
Slide 13 - Tekstslide
waterland
Een groot deel van Nederland ligt onder zeeniveau.
Wateren
* zee
* rivieren
* meren
* grachten
Slide 14 - Tekstslide
de dieren
Er zitten ontzettend veel wilde dieren in Nederland. Je vindt in Nederland verschillende soorten vogels, reeën, vossen, hazen, eekhoorns, bevers, otters, egels en dassen.
Slide 15 - Tekstslide
Welk klimaat heeft Nederland
A
landklimaat
B
woestijnklimaat
C
gematigd zeeklimaat
D
poolklimaat
Slide 16 - Quizvraag
Waar zie je natuur in Nederland?
A
B
C
D
Slide 17 - Quizvraag
Waar zie je een gracht?
A
B
C
D
Slide 18 - Quizvraag
Welk dier leeft niet in Nederland?
A
B
C
D
Slide 19 - Quizvraag
eten
Nederlanders eten bij het ontbijt en lunch brood. Als avondeten is echt Nederlands eten aardappelen, vlees en groente.
Bekend Nederlands eten:
1. de kroket
2. poffertjes
3. drop
4. stroopwafels
5. kaas
6. stamppot
Slide 20 - Tekstslide
drinken
Nederlanders drinken overdag vooral koffie, thee en water.
Melk wordt vooral nog gedronken bij het ontbijt en bij de lunch.
Slide 21 - Tekstslide
de taal
Nederlands is de taal die gesproken wordt in Nederland.
Veel Nederlanders kunnen ook Engels spreken.
De provincie Friesland heeft zijn eigen taal het Fries.
Slide 22 - Tekstslide
de klederdracht
Slide 23 - Tekstslide
Typisch Nederlands
* fietsen
* het geven van drie zoenen.
* schaatsen
* watersport
* openbaar vervoer
* direct zijn
* alles plannen
Slide 24 - Tekstslide
Waar zie je Nederlands eten?
A
B
C
D
Slide 25 - Quizvraag
Wat drinken Nederlanders veel?
A
B
C
D
Slide 26 - Quizvraag
Welke taal spreken de meeste Nederlanders?
Slide 27 - Open vraag
Waar zie je Nederlandse klederdracht?
A
B
C
D
Slide 28 - Quizvraag
Hoe gaan de Nederlanders naar school?
A
B
C
D
Slide 29 - Quizvraag
Het geloof ( religie)
Het Christelijk geloof komt het meest voor in Nederland.
Slide 30 - Tekstslide
de feestdagen
Slide 31 - Tekstslide
koningsdag
27 april
Koningsdag is de nationale feestdag waarop de verjaardag van de Koning wordt gevierd.
Slide 32 - Tekstslide
4 en 5 mei
Op 5 mei vieren we de bevrijding van Nederland in 1945 .
Slide 33 - Tekstslide
Naar school
In Nederland mogen kinderen vanaf 4 jaar naar school.