H4 par. 4.6 Confessionelen en feministen

Memo havo 2
H4 Tijd van burgers en stoommachines
De industriële revolutie
par. 4.6 Confessionelen en feministen

1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 16 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Memo havo 2
H4 Tijd van burgers en stoommachines
De industriële revolutie
par. 4.6 Confessionelen en feministen

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
Hoofdvraag: welke groepen kwamen in de 19e eeuw op voor hun rechten?
  • Je kunt uitleggen wat de idealen van feministen waren en wat zij bereikten.
  • Je kunt uitleggen wat het doel van abolitionisme was.
  • Je kunt uitleggen wat de idealen van confessionelen waren en hoe zich voor deze idealen inzetten.
  • Je kunt uitleggen wat er in 1917 in het bestuur van Nederland veranderde.
  • Je kunt uitleggen dat Nederland een verzuilde samenleving werd.
  • Je kent de begrippen en jaartallen van deze paragraaf.

Slide 2 - Tekstslide

Emancipatie
Wat is emancipatie?
Toekenning van gelijke rechten aan mensen die ongelijk worden behandeld.

Vier bewegingen:
  • socialisme (arbeiders)
  • abolitionisme (slaven)
  • feminisme (vrouwen)
  • confessionalisme (protestanten en rooms-katholieken)

Slide 3 - Tekstslide

Emancipatie
1848 Invoering censuskiesrecht
  •  Alleen mannen (niet gespecificeerd in de grondwet)
  • Specifiek vermogen/ inkomen (bourgeosie)

1887 Aanpassing kiesrecht
  • Officieel beperkt tot alleen mannen
  • Aanpassing stemrechtcriteria. Uitbreiding mannenkiesrecht. 1888 26% > 1897 50%
.

Slide 4 - Tekstslide

Feminisme
In de 19e eeuw werkten de meeste vrouwen, omdat ze arm waren. Rijke vrouwen werkten niet. Meisjes leerden niet verder na de lagere school. Moesten goede vrouwen en moeders worden.

Ongelijkheid tussen man en vrouw. Vrouwen achtergesteld.
  • Moesten echtgenoot, vader of broer gehoorzamen 
  • Konden geen eigendom bezitten of onafhankelijk van hun  
echtgenoten handelen ('handelingsonbekwaam').
  • Kregen lagere lonen dan mannen (zelfde werk). 
  • Mochten niet stemmen. Volgens protestanten en rooms-
katholieken hoorden het hoofd van het gezin (de man) zich
alleen bezig te houden met politiek.

Slide 5 - Tekstslide

Feminisme
1870  Feminisme = Beweging die opkomt voor de rechten en de positie van de vrouw.
Feministen wilden gelijke rechten voor vrouwen.
  • Gelijk loon voor hetzelfde werk.
  • Kans om door te leren.
  • Vrouwenkiesrecht

1870-1920 Eerste feministische golf 
Emancipatiebeweging vooral gericht op het bereiken van het stemrecht van vrouwen.

Slide 6 - Tekstslide

Feminisme




Wilhelmina Drucker and Aletta Jacobs

1889 Vrije Vrouwen Vereniging (VVV)
1894 Vereniging voor Vrouwenkiesrecht (VVK)

Organiseerden lezingen en demonstraties.
Werkten samen met socialisten.

Slide 7 - Tekstslide

Abolitionisme
Abolitionisme = Beweging die streeft naar afschaffing van de slavernij.

In 1863 besloot het Nederlandse parlement de slavernij in Suriname en Nederlands West-Indië te beëindigen.

33.000 slaven in Suriname en 12.000 slaven in Nederlands-Indië werden vrijgelaten, maar moesten nog tien jaar op plantages werken.




Slide 8 - Tekstslide

De schoolstrijd
1848 nieuwe grondwet garandeerde vrijheid van onderwijs.

Parlement bestond vooral uit liberalen.
Vonden dat onderwijs moest gebeuren op openbare scholen gefinancierd door de overheid. 

Rooms-katholieken en protestanten richtten scholen voor bijzonder onderwijs op. Scholen werden niet gefinancierd door de overheid.

Slide 9 - Tekstslide

De schoolstrijd
De schoolstrijd = Politieke strijd in de 19e eeuw over de financiële
gelijkstelling van het bijzonder en openbaar onderwijs.

Liberalen en socialisten vonden dat het onderwijs neutraal 
moest zijn. Geen financiering voor bijzonder onderwijs. 
Argument: godsdienstonderwijs is een taak van de kerk, niet 
van de overheid.

Rooms-katholieken en protestanten wilden financiering voor
het bijzonder onderwijs. 
Argument: christenen betalen ook belasting.




Slide 10 - Tekstslide

De schoolstrijd
Liberalen en socialisten wilden politiek en geloofszaken gescheiden houden. 

Confessionelen (Rooms-katholieken en protestanten) dachten juist dat
geloof en politiek niet los van elkaar gezien konden worden.
Organiseerden zich door politieke partijen op te richten en samen te
werken.

Confessionalisme = Beweging die vindt dat je bij het besturen van een
land uit moet gaan van je godsdienstige overtuiging.

Slide 11 - Tekstslide

Schoolstrijd
1878 Eerste Nederlandse politieke partij opgericht. 
Anti-Revolutionaire partij (ARP).
  • Protestants
  • Abraham Kuyper

1888 Algemene Bond van R.K. Kiesverenigingen
  • Rooms-katholiek
  • Herman Schaepman

Slide 12 - Tekstslide

Algemeen kiesrecht
Pacificatie van 1917
Einde van de schoolstrijd en de strijd voor algemeen kiesrecht. 

Compromis tussen confessionalisten en, liberalen en socialisten. 

  • Financiële gelijkstelling bijzonder onderwijs (confessionalisten)
  • Algemeen kiesrecht (liberalen en socialisten) 

Slide 13 - Tekstslide

Algemeen kiesrecht
1917 Algemeen kiesrecht voor mannen
Alle mannen ontvingen:
  • Actief kiesrecht (stemrecht)
  • Passief kiesrecht (recht om gekozen te worden)
Alle vrouwen ontvingen:
  • Passief kiesrecht (recht om gekozen te worden)
1919 Algemeen kiesrecht voor mannen en vrouwen. Vrouwen ontvingen nu ook actief kiesrecht (stemrecht).

Slide 14 - Tekstslide

Verzuiling = Verdeling van de Nederlandse samenleving in groepen met een eigen politieke of godsdienstige overtuiging: iedere zuil had een eigen politieke partij, eigen krant en eigen verenigingen.

Slide 15 - Tekstslide

Aan de slag
Wat? Zie whiteboard.
Hoe? Alleen 
Hulp? Bij je buurman/buurvrouw. Kom je er samen niet uit? Dan bij je docent. 
Tijd? Tot het einde van de les. 
Klaar? Leer begrippen en jaartallen. Vraag docent. 

Slide 16 - Tekstslide