In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Onderdelen in deze les
Hoofdstuk 1
'Wat heb je nodig?'
Oefentoets
Slide 1 - Tekstslide
Brood is een basisbehoefte.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 2 - Quizvraag
Als ik mijn boodschappen ga doen bij de AH. Hoe noem je deze uitgaven?
A
Huishoudelijke uitgaven
B
Incidentiele uitgaven
C
Vaste lasten
Slide 3 - Quizvraag
Rond af: € 16,321
A
€ 16,32
B
€ 16,33
Slide 4 - Quizvraag
Rond af: € 23,457
A
€ 23,45
B
€ 23,46
Slide 5 - Quizvraag
Hoe noem je dit?
A
Smaaktest
B
consumenten-
organisatie
C
Budgetteren
D
Vergelijkend
Warenonderzoek
Slide 6 - Quizvraag
Als jij een bepaalde telefoon koopt omdat de verkoper in de winkel je overtuigt dat dat de beste telefoon is dan noem je dat...
A
Sociale beïnvloeding
B
Commerciële beïnvloeding
Slide 7 - Quizvraag
Als jij een bepaald merk mobiele telefoon wil omdat je vriend ook zo'n telefoon heeft, dan noem je dat...
A
Sociale beïnvloeding
B
Commerciële beïnvloeding
Slide 8 - Quizvraag
Samen met een vriend ga jij naar een nieuwe school. Jij krijgt een nieuwe Cortina, jouw vriend een elektrische fiets.
Slide 9 - Tekstslide
De keuze voor het verschil in de fiets heeft te maken met...
A
Budget
B
Geslacht
C
Leeftijd
Slide 10 - Quizvraag
Een I-phone is een basisbehoefte.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 11 - Quizvraag
Basisbehoeften
Overige behoeften
Vakantie
Auto
Spijkerbroek
Telefoon
Brood
Huis
Slide 12 - Sleepvraag
Wat is geen vorm van consumeren?
A
Je kweekt zelf andijvie
B
Je koopt zelf een fiets
C
Je bestelt een cola in de bar
D
Je gaat naar de kapper
Slide 13 - Quizvraag
Bereken de gemiddelde prijs : € 5,50 / € 6,95 / € 7,50 / 4,75 / € 5,30 schrijf in euro's met 2 decimalen
Slide 14 - Open vraag
Je favoriete vlogger eet elke vlog Doritos. Dit is een vorm van:
A
sociale beïnvloeding
B
commerciële beïnvloeding
Slide 15 - Quizvraag
Welke 2 soorten behoeften zijn er?
Slide 16 - Open vraag
wat is geen basis behoefte?
A
woning
B
kleding
C
mobiele telefoon
D
broodje kaas
Slide 17 - Quizvraag
een knipbeurt bij de kapper is een
A
goederen
B
dienst
Slide 18 - Quizvraag
een broodje kopen bij de bakker is een
A
goederen
B
dienst
Slide 19 - Quizvraag
Een reis met de bus is een
A
goederen
B
dienst
Slide 20 - Quizvraag
Je bouwt je eigen huis, is dit consumeren?
A
ja
B
nee
Slide 21 - Quizvraag
Je eigen spelcomputer bouwen en in elkaar zetten, is dit een vorm van zelfvoorziening?
A
ja
B
nee
Slide 22 - Quizvraag
Een big mac menu kopen bij de Mc Donalds is een vorm van consumeren?
A
ja
B
nee
Slide 23 - Quizvraag
in de vorige vraag is de consument Mc Donalds?
A
ja
B
nee
Slide 24 - Quizvraag
sociale media is een vorm van sociale beïnvloeding
A
ja
B
nee
Slide 25 - Quizvraag
Jasmijn spaart 10 euro per week . Hoe noem je deze 10 euro?
A
inkomen
B
budget
Slide 26 - Quizvraag
geef een voorbeeld van een consumentenorganisatie
Slide 27 - Open vraag
Twan koopt een nieuwe Iphone, maar deze begint na 2 weken te haperen met het geluid. Wat kan Twan doen?
A
Het is een deugdelijk product, dus niks
B
met de fabriek bellen voor een nieuwe
C
Naar de winkel terug met het garantiebewijs
D
Een nieuwe telefoon kopen van een ander merk
Slide 28 - Quizvraag
Slide 29 - Open vraag
18% van € 25 =
Slide 30 - Open vraag
7,5% van € 30 =
Slide 31 - Open vraag
45% van € 690 =
Slide 32 - Open vraag
In de zomervakantie ga je een aantal weken werken. In de eerste week verdien je € 76, in de volgende week € 83, in de week daarna € 112 en in de laatste week € 81. Bereken hoeveel je gemiddeld per week verdiend hebt.
Slide 33 - Open vraag
Slide 34 - Video
Op welke motor leek de Puch?
A
Harley-Davidson
B
BMW
C
Vespa
D
Zündapp
Slide 35 - Quizvraag
Door welke film werden ze populair?
A
Easy Rider
B
Grease
C
Rebel Without a Cause
D
Wild One
Slide 36 - Quizvraag
Waardoor werd het leven van huisvrouwen makkelijker in de jaren ’60?
A
Door de komst van de wasmachine
B
Door de introductie van televisie
C
Door betere gezondheidszorg
D
Door de uitvinding van de auto
Slide 37 - Quizvraag
Uit welke landen kwamen de gastarbeiders in de jaren ’60 vooral?
A
Turkije en Marokko
B
Suriname en de Antillen
C
Spanje en Italië
D
D) Denemarken en Zweden
Slide 38 - Quizvraag
Waarom leerden veel gastarbeiders in de jaren ’60 geen Nederlands?
A
Ze werkten alleen maar met mensen uit hun eigen land