Theme 6 - Grammar: To be going to

Toekomst (future):
Plannen & voorspellen
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Toekomst (future):
Plannen & voorspellen

Slide 1 - Tekstslide

Goals:
At the end of this lesson: You have learned more about the UK
You have learned the future tense: to be going to
Program:
- United Kingdom quiz
-  Grammar: to be going to
- Making exercises

Slide 2 - Tekstslide

United Kingdom
What do you already know?
What do you remember from our classes?

Slide 3 - Tekstslide

England
Scotland
Wales

Northern-
Ireland

Slide 4 - Sleepvraag

The United Kingdom 
  •  England, Wales, Scotland and Northern Ireland 

UK
The United Kingdom consists of 4 seperate countries: England, Wales, Scotland and Northern Ireland. 

Slide 5 - Tekstslide

Wales
Northern Ireland
England
Scotland
United Kingdom

Slide 6 - Sleepvraag

Slide 7 - Tekstslide

What is the name of the British flag?
A
The Union Bill
B
The Union Jack
C
The Union Steel
D
The Union Flag

Slide 8 - Quizvraag

What’s the name of this famous English detective?
A
Sherlock Holmes
B
Dr. Watson
C
Hercule Poirot
D
Mr. Marple

Slide 9 - Quizvraag

Wat is er anders aan het verkeer in the UK?

Slide 10 - Open vraag

Grammar time!
The future tense: to be going to

TB page 95

Slide 11 - Tekstslide

Welke persoonlijke voornaamwoorden horen bij welke vorm van 'to be'?
Am
Are
Is
I
You
He
She
It
We
They

Slide 12 - Sleepvraag

Wanneer gebruik je 'to be going to'?
  • als je iets van plan bent (in de toekomst);

Bijvoorbeeld 🇳🇱:
Ik ga een huiswerk maken vanmiddag.

Slide 13 - Tekstslide

"I am going to play a game." Wat betekent dat?

Slide 14 - Open vraag

In het Nederlands 🇳🇱

Ik ga lezen.

Hij gaat lezen.

Wij gaan lezen. 
In het Engels 🇬🇧

I am going to read.

He is going to read.

We are going to read.
In het Engels gebruik je dus drie woorden om te zeggen dat je iets gaat doen.

Slide 15 - Tekstslide

De vorm (+).
I

am 
going to
hele werkwoord
He/she/it

is 
going to
hele werkwoord
we/you/
they
are 
going to
hele werkwoord

Slide 16 - Tekstslide

De vorm (-).
I

am not 
going to
hele werkwoord
He/she/it

is not
going to
hele werkwoord
we/you/
they
are not
going to
hele werkwoord

Slide 17 - Tekstslide

De vorm (?).
Am
I

going to
hele werkwoord?
Is
He/she/it

going to
hele werkwoord?
Are
you/we/
they
going to
hele werkwoord?

Slide 18 - Tekstslide

Oefenen! 
Kies of vul steeds de juiste vorm van "to be going to" in. 

Denk er om:

 
To be
going to
werkwoord
Am
Is
Are
going to
read
walk
talk etc.

Slide 19 - Tekstslide

They ....... going to help her.
A
Is
B
Are
C
Am

Slide 20 - Quizvraag

Jacob ... work out at the gym.
A
am going to
B
is going to
C
are going to

Slide 21 - Quizvraag

The doctor ... give us the results.
A
am going to
B
are going to
C
is going to

Slide 22 - Quizvraag

Lisa and I ... play outside today.
A
am not going to
B
is not going to
C
are not going to

Slide 23 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van going to in:
My cat _________ (eat) all the food.

Slide 24 - Open vraag

Vul de juiste vorm van going to in:
My friends _______ (visit) the cinema.

Slide 25 - Open vraag

Vul de juiste vorm van going to in:
I __________ (not - help) you.

Slide 26 - Open vraag

Let's get to work!
Exercise 29 + 30
on page 44 + 45

timer
1:00

Slide 27 - Tekstslide

Wat heb je geleerd?
  • Je kan de toekomende tijd 'to be going to' vorm gebruiken in een besvestigende, ontkennende en vragende zin
  • Je weet wanneer je deze tijd moet gebruiken.

Slide 28 - Tekstslide