In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Welke begrippen van argumenteren ken je al?
Slide 3 - Woordweb
Slide 4 - Tekstslide
Het zal mij verbazen als dit jaar de carnavalsoptocht in De Bosch doorgaat. [Er wordt namelijk een erg harde wind voorspeld.]
A
Standpunt
B
Argument
Slide 5 - Quizvraag
[Leerlingen op het vwo moeten in vijf in plaats van zes jaar hun opleiding kunnen afmaken.] Je kunt eerder aan een vervolgstudie beginnen en je zit je minder te vervelen.
A
Standpunt
B
Argument
Slide 6 - Quizvraag
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Feitelijk of waarderend?
De kans is erg klein dat je iets wint bij de Postcodeloterij. Je kunt er beter niet aan deelnemen.
A
feitelijk
B
waarderend
Slide 9 - Quizvraag
Feitelijk of waarderend?
Mobieltjes moeten tijdens de les verboden worden. Leerlingen kunnen er echt geen nuttige dingen mee doen.
A
feitelijk
B
waarderend
Slide 10 - Quizvraag
Feitelijk of waarderend?
Je wordt er toch beroerd van als je die heftige berichten over ontgroeningen leest. Ze moeten het ontgroenen gewoon helemaal verbieden.
A
feitelijk
B
waarderend
Slide 11 - Quizvraag
Slide 12 - Tekstslide
Ik wil niet meer naar Italië op vakantie (standpunt), want je kunt er in restaurants nauwelijks vegetarische gerechten krijgen (argument).
Wat een onzin: de Italiaanse keuken is juist beroemd om zijn groente- en kaasschotels.
Weerlegging of tegenargument?
Slide 13 - Tekstslide
Wat een onzin: de Italiaanse keuken is juist beroemd om zijn groente- en kaasschotels.
A
weerlegging
B
tegenargument
Slide 14 - Quizvraag
Het ontkracht het argument dat er nauwelijks vegetarische gerechten te krijgen zijn in restaurants.
Het is dus een weerlegging.
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Tekstslide
Argumentatiestructuren
Enkelvoudige argumentatie (een argument bij een standpunt)
Je kunt beter geen alcohol drinken.
Het is slecht voor je gezondheid.
Slide 18 - Tekstslide
Argumentatiestructuren
Onderschikkende argumentatie (een gebruikt argument wordt door een ander argument ondersteund).
Je kunt beter geen alcohol drinken.
Het is slecht voor je gezondheid.
Het is slecht voor je lever.
Slide 19 - Tekstslide
Argumentatiestructuren
Nevenschikkende onafhankelijke argumentatie (ieder argument is op zich een zelfstandig argument voor het standpunt)
Je kunt beter geen alcohol drinken.
Het is slecht voor je gezondheid.
Het is gevaarlijk in het verkeer.
Slide 20 - Tekstslide
Argumentatiestructuren
Nevenschikkende afhankelijke argumentatie
Je moet minder patat en frikadellen eten.
Dit kost je veel geld in de week
Je komt niet uit met je zakgeld.
Slide 21 - Tekstslide
Argumentatiestructuren
Combinatie van argumentaties
Leerlingen moeten hun huiswerk onder begeleiding in groepjes op school kunnen maken.
Leerlingen zullen dan hogere cijfers gaan halen.
Leerlingen leren dan goed samen te werken.
Leerlingen worden op school niet zo snel afgeleid als thuis
Leerlingen kunnen dan uitleg krijgen op het moment dat ze vastlopen
Leerlingen mogen bij de huiswerkbegeleiding niet bellen, appen, twitteren etc.
Slide 22 - Tekstslide
Argumentatiestructuren
Standpunt: Het festival van afgelopen weekend was niet leuk.