Criminaliteit H9

Criminaliteit H9 
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijleerMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Criminaliteit H9 

Slide 1 - Tekstslide

Programma 
1. Terugblik examenvragen (10 min.) 
2. Uitleg: De overheid en de politiek (20 min.)
3. Vragen maken (Rest van de les) 




Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen 
  • Je kunt uitleggen welke rol de verschillende overheidsinstanties spelen in de bestrijding van criminaliteit
  • Je kunt uitleggen hoe de verschillende politieke stromingen criminaliteit willen aanpakken 
  • Je kent het verschil tussen effectiviteit en wenselijkheid
  • Je kent de verschillende beleidsterreinen in het NL Criminaliteitsbeleid
  • Je kunt uitleggen wat het verschil is tussen repressie en preventie 

Slide 3 - Tekstslide

Vraag 
Volgens de ministers uit tekst 12 zorgt de verhoging van de maximumstraf
voor doodslag ervoor dat twee doelen van straffen beter kunnen worden
behaald.
 Welke twee doelen van straffen zijn dat? 

Slide 4 - Tekstslide

Antwoord
maximumscore 2
• genoegdoening (van het leed bij nabestaanden en slachtoffer) 1
• vergelding (van gevoelens van onherstelbaar leed en onbegrip) 1
Opmerking
Ook goed rekenen:
 beveiliging van de samenleving
 handhaving van de rechtsorde 

Slide 5 - Tekstslide

Welke soorten sancties worden genoemd in tekst 9?
A
een bijkomende straf en een maatregel
B
een hoofdstraf en een bijkomende straf
C
een hoofdstraf en een maatregel
D
twee hoofdstraffen

Slide 6 - Quizvraag

Landelijk niveau

  • Regering en parlement: bepalen wat strafbaar is en max. straf
  • OM en politie: sporen strafbare feiten op en brengen verdachten voor de rechter
  • Rechter: spreken onafhankelijk recht op basis van de wet 
Gemeentelijk niveau 

  • Gemeenteraad: mag sommige overtredingen strafbaar maken. bijv. blowverbod 
  • Burgemeester: verantwoordelijk voor openbare orde (rust). Overlegt veel met politiecommissaris en OM (Driehoeksoverleg

Slide 7 - Tekstslide

Politieke stromingen en criminaliteit 
  1. Liberalen: nadruk op veiligheid en eigen verantwoordelijkheid. Willen zware straffen voor misdrijven (repressief beleid = onderdrukken criminaliteit)
  2. Christendemocraten: Nadruk op rol van de maatschappij. Ouders, leraren, sportclubs en andere verenigingen heel belangrijk in voorkomen criminaliteit (Bindingstheorie)
  3. Sociaaldemocraten: Nadruk op de rol overheid en maatschappelijke oorzaken. Slechte omstandigheden leiden tot criminaliteit. Veel nadruk op preventie = voorkomen van misdaad

Slide 8 - Tekstslide

Dilemma's en criminaliteit 
  1. Effectiviteit vs. Wenselijkheid: Kies je voor beleid dat het beste werkt (effectiviteit) of het beleid waar je het mee eens bent (wenselijkheid).        Bijv. Met meer camera's pak je meer criminelen, maar heb je ook minder privacy 
  2. Repressie vs. Preventie: Ga je vooral criminaliteit hard aanpakken/onderdrukken (repressie) of proberen te voorkomen (preventie)

Slide 9 - Tekstslide

Overheidsinstanties hebben verschillende taken in de
criminaliteitsbestrijding.
Welke taak van welke overheidsinstantie is te herkennen in tekst 9?
A
De gemeenteraad bepaalt op lokaal niveau wat strafbaar gedrag is
B
De politie voert de taak rechtshandhaving uit.
C
Het driehoeksoverleg mag besluiten nemen over veiligheid op lokaal niveau.
D
Het openbaar ministerie spoort strafbaar gedrag op.

Slide 10 - Quizvraag

Opdracht (15 min.)
  1. Maak vragen H9 vr. 13, 16 en 17  
  2. Vul de begrippenlijst H9 in. 

Slide 11 - Tekstslide

Opdracht (5 min.)
  •  Lees op blz. 78 en 79 de stappen door van een rechtszitting en de verschillende vragen die een rechter zichzelf moet stellen voor het geven van een Vonnis. 
  • Jullie krijgen allemaal een rol: 
  1. Leerlingen met een achternaam beginnend op een A t/m G: Getuigen 
  2. Leerlingen met een achternaam beginnend op een H t/m K: Officier van Justitie 
  3. Leerlingen met een achternaam beginnend op een L t/m R: Advocaat 
  4. Leerlingen met een achternaam beginnend op een S t/m T: Verdachte 
  5. Leerlingen met een achternaam beginnend op een U t/m Z: Slachtoffer
  • Bedenk bij welke stap jij een bijdrage moet leveren. 
  • Bedenkt wat jij zou zeggen als een van de verdachte is betrapt op spieken. 

Slide 12 - Tekstslide