Samenvatting H3

Herhaling H3
We gaan voor de winst

Deze les kan je goed gebruiken voor het herhalen van de rekensommen van hoofdstuk 3. 
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 4

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Herhaling H3
We gaan voor de winst

Deze les kan je goed gebruiken voor het herhalen van de rekensommen van hoofdstuk 3. 

Slide 1 - Tekstslide

afzet = Aantal producten/diensten dat een bedrijf verkoopt.
Omzet = Verkoopopbrengst.
Inkoopwaarde = de totale waarde van de goederen die je hebt ingekocht. (let op dit zijn géén kosten!)
  
Brutowinst = het bedrag dat je overhoudt om je kosten te betalen
Nettoresultaat = Het bedrag dat een bedrijf na aftrek van kosten overhoud (winst/verlies)









Slide 2 - Tekstslide

Ben verkoopt telefoonhoesjes. In de maand Juli heeft hij 700 hoesjes verkocht. De verkoopprijs is gemiddeld € 5 per hoesje. De inkoopprijs is € 1,10 per hoesje. De huurkosten waren € 700 en de loonkosten bedroegen € 800.
Bereken het Nettoresultaat.

Slide 3 - Open vraag

Wat is de juiste omschrijving van het begrip nettoresultaat?
A
De brutowinst min de bedrijfskosten.
B
De nettowinst min de bedrijfskosten.
C
De nettowinst min de brutowinst.
D
Afzet keer de verkoopprijs

Slide 4 - Quizvraag

Welke van de volgende kosten zijn Geen bedrijfskosten
A
Loonkosten
B
Huurkosten
C
Rentekosten
D
Inkoopwaarde

Slide 5 - Quizvraag

Het bedrag dat een bedrijf optelt bij de inkoopkosten noem je brutowinstopslag of brutowinstmarge.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 6 - Quizvraag

In welk kwartaal was de nettowinst het laagst? Beantwoord op de volgende Slide. 

Slide 7 - Tekstslide

In welk kwartaal was de nettowinst het laagst? (bekijk het plaatje op de vorige slide)
A
1e kwartaal
B
2e kwartaal
C
3e kwartaal
D
4e kwartaal

Slide 8 - Quizvraag

Consumentenprijs

Inkoopprijs + brutowinstmarge = verkoopprijs 


verkoopprijs + btw

= consumentenprijs

Slide 9 - Tekstslide

Consumentenprijs berekenen
De verkoopprijs van een fiets is € 700 (excl. 21% BTW), bereken de consumentenprijs. 



Som: 700 ÷ 100 x 121 = € 847
€ 
700
x
?
%
100
1
121

Slide 10 - Tekstslide

De verkoopprijs van een laptop bedraagt € 1850 (ex btw). Bereken de consumentenprijs

Slide 11 - Open vraag

Terugrekenen van consumentenprijs naar verkoopprijs
De consumentenprijs van een product is € 847.-
De btw is 21%.




De verkoopprijs:
€ 847 ÷ 121 x 100 = € 700.-

€ 
847
x
?
%
121
1
100

Slide 12 - Tekstslide

Een laptop kost € 723,- (incl. Btw.)
Hoe bereken je de prijs exclusief btw.
A
723 ÷ 100 x 21=
B
723 ÷ 100 x 89 =
C
723 ÷ 121 x 100 =

Slide 13 - Quizvraag

De consumentenprijs van een tros bananen is € 2,40 (9% btw). Hoeveel bedraagt de BTW in euro's?

Slide 14 - Open vraag

Arbeidsproductiviteit
Wat een persoon kan produceren in een bepaalde tijd


Slide 15 - Tekstslide

Op welke manier kan je de arbeidsproductiviteit niet verhogen?
A
Betere machine (kapitaalgoederen) aanschaffen
B
Arbeidsverdeling
C
Meer mensen aannemen
D
Scholing

Slide 16 - Quizvraag