Oefentoets Voortplanting 11.1 t/m 11.4

Bij de mens is een eicel groter dan een zaadcel.
Waarmee hangt dit samen?

A
De eicel kan zelf niet bewegen.
B
De eicel bevat meer reservevoedsel dan de zaadcel.
C
De eicel heeft extra ruimte om de zaadcel op te nemen.
D
De eicel bevat een dubbele kern.
1 / 31
volgende
Slide 1: Quizvraag
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen.

Onderdelen in deze les

Bij de mens is een eicel groter dan een zaadcel.
Waarmee hangt dit samen?

A
De eicel kan zelf niet bewegen.
B
De eicel bevat meer reservevoedsel dan de zaadcel.
C
De eicel heeft extra ruimte om de zaadcel op te nemen.
D
De eicel bevat een dubbele kern.

Slide 1 - Quizvraag

Drie uitspraken over de vagina zijn:
1 Eicellen zwemmen zelf richting de baarmoeder.
2 De clitoris bevindt zich tussen de vagina en de urinebuis.
3 Bij menstruatie worden stukjes slijmvlies uit de baarmoeder via de vagina verwijderd.
Welke van deze uitspraken is (zijn) juist?
A
1
B
1 en 2
C
2 en 3
D
3

Slide 2 - Quizvraag

In welk deel vindt de bevruchting plaats
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 3 - Quizvraag

In de afbeelding is een menstruatiecyclus weergegeven die 28 dagen duurt. De letters P, Q, R en S geven bepaalde perioden in deze cyclus aan. In het binnenste deel van de afbeelding is schematisch de verandering in het baarmoederslijmvlies getekend.
In welke periode vindt gemiddeld de ovulatie plaats?
A
P
B
Q
C
R
D
S

Slide 4 - Quizvraag

Vera laat in de maand juni een röntgenfoto maken om te onderzoeken of haar eileiders verstopt zijn. Het onderzoek kan maar in een bepaalde periode van de menstruatiecyclus worden gedaan, namelijk nadat de menstruatie over is en voordat de ovulatie optreedt. Vera heeft een regelmatige menstruatiecyclus van 28 dagen. Ze verwacht dat haar volgende menstruatie begint op 1 juni.
Welke datum is voor Vera de beste dag voor een afspraak?
A
10 juni
B
15 juni
C
30 juni

Slide 5 - Quizvraag

Tijdens de pubertijd maakt iemand allerlei veranderingen mee. Welke zijn sociale veranderingen?
wel
niet
je stelt je zelfstandiger op
je leert vrienschappen te sluiten
je hebt soms last van nare gevoelens
je maakt graag deel uit van een groep
je probeert problemen op te lossen

Slide 6 - Sleepvraag

In de afbeelding zie je een aantal organen van het voortplantingsstelsel van de man getekend. In de afbeelding zijn pijlen getekend.
In welke richting worden zaadcellen afgevoerd?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 7 - Quizvraag

Erik zegt dat de voorhuid de huidplooi is waarin de teelballen en bijballen liggen.
Ernesto zegt dat de temperatuur in de buikholte iets lager is dan die in de balzak.
Wie heeft (hebben) gelijk?
A
ze hebben beide gelijk
B
erik heeft allen gelijk
C
ernesto heeft alleen gelijk
D
ze hebben beide niet gelijk

Slide 8 - Quizvraag

Voordat zaadcellen het lichaam verlaten tijdens een zaadlozing moeten ze in het lichaam een lange weg afleggen. Ook komen er op bepaalde mometen vocht en of voedingsstoffenbij. 
Zet de stappen waarin zaadcellen zich door het mannelijke voortplantingsstelsel bewegen in de juiste volgorde.
stap 1
stap 2
stap 3
stap 4
stap 5
stap 6
zaadleider
urinebuis
bijbal
zaadblaasje voegt vocht en voedingsstoffen toe
zaadbal
prostaat voegt vocht toe

Slide 9 - Sleepvraag

Welk deel van het vrouwelijk voortplantingsstelsel kan prikkels opvangen die leiden tot een orgasme?
A
Grote schaamlippen
B
Vagina
C
Baarmoeder
D
Clitoris

Slide 10 - Quizvraag


In afbeelding hiernaast zie je een grafiek met de groei van het slijmvlies van de baarmoederwand van een vrouw.

Op welke dagen is deze vrouw vruchtbaar
A
dag 4-7
B
dag 7-11
C
dag 12-16
D
dag 17-21

Slide 11 - Quizvraag

Een vrouw heeft een regelmatige menstruatiecyclus van 28 dagen, maar haar menstruatie is dit keer niet op het tijdstip waarop zij die had verwacht. Het uitblijven van de menstruatie komt doordat bij haar een eicel is bevrucht. De innesteling van het embryo dat uit deze bevruchte eicel is ontstaan, heeft op 11 augustus plaatsgevonden.

In welke periode had haar menstruatie moeten beginnen?
A
Tussen 2 en 6 augustus.
B
Tussen 9 en 13 augustus.
C
Tussen 16 en 20 augustus.
D
Tussen 23 en 27 augustus.

Slide 12 - Quizvraag


Waar vindt bij een rat innesteling plaats?
A
in deel 1
B
in deel 2
C
in deel 3
D
in deel 4

Slide 13 - Quizvraag


De tekeningen in afbeelding hiernaast geven een deel van een eierstok weer op verschillende tijdstippen.
Welke tekening geeft de ovulatie weer?
A
1
B
3
C
2
D
4

Slide 14 - Quizvraag

Enkele processen in het lichaam van een pasgeboren baby zijn:
1. Zuurstof wordt via het bloed naar de organen vervoerd.
2. In de spieren vindt verbranding plaats.
3. Koolstofdioxide wordt via de longen uitgeademd.

Welk van deze processen vond of welke processen vonden ook al plaats in het lichaam van het kind voor de geboorte?
A
1 en 2
B
2 en 3
C
1 en 3
D
1,2 en 3

Slide 15 - Quizvraag

Vinden bij een zwangere vrouw menstruaties plaats? En vinden er ovulaties plaats?
A
wel menstruaties geen ovulaties
B
geen menstruaties wel ovulaties
C
zowel menstruaties als ovulaties
D
zowel geen menstruatie sals geen ovulaties

Slide 16 - Quizvraag


In de afbeelding zie je een doorsnede van een zwangere koe schematisch weergegeven. De namen en functies van de voortplantingsorganen van een koe komen overeen met die van een mens. Het kalf van een koe maakt voor de geboorte al hormonen, bijvoorbeeld cortisol. Dit hormoon wordt uit het bloed van het kalf afgegeven aan het bloed van het moederdier. Cortisol heeft invloed op het ontstaan van weeën.
In welk van de genummerde organen wordt cortisol uit het bloed van het kalf afgegeven aan het bloed van het moederdier?
A
1
B
3
C
5
D
6

Slide 17 - Quizvraag

Hier staan drie beweringen over de betekenis van het vruchtwater voor het embryo:
1 Door het vruchtwater wordt het embryo beschermd tegen schokken.
2 Uit het vruchtwater neemt het embryo de benodigde zuurstof op.
3 In het vruchtwater kan het embryo zich gemakkelijk bewegen.
Welke van deze beweringen zijn juist?

A
1 en 2
B
1 en 3
C
2 en 3
D
1,2 en 3

Slide 18 - Quizvraag

Vul in: Tijdens welke fase vinden persweeën plaats?
Tijdens de
..............................................
vinden persweeën plaats.

Slide 19 - Open vraag

Vul in: Tijdens welke fase van de geboorte verlaten de vruchtvliezen het moederlichaam?
Tijdens de
..........................................
worden de vruchtvliezen het moederlichaam uitgedreven.

Slide 20 - Open vraag

De geboorte van een kind begint met weeën, gevolgd door het wijder worden van de baarmoederhals en de baarmoedermond.
Hoe heet dit wijder worden van de baarmoederhals en de baarmoedermond?

Slide 21 - Open vraag

Hiernaast zie je een karyogram.

Van welk geslacht is de persoon van wie dit karyogram is gemaakt?
A
Man
B
Vrouw
C
Is niet te zien
D
Dat kan je niet weten

Slide 22 - Quizvraag

Hiernaast zie je een karyogram.

Is dit karyogram van een gezond persoon? Leg je antwoord uit!

Slide 23 - Open vraag

Door een foutje in de celdeling van de geslachtscellen is er een kind geboren met 1 X chromosoom en 2 y chromosomen.

In welke geslachtscellen is de fout ontstaan? Leg je antwoord uit.

Slide 24 - Open vraag

Zet de volgende begrippen in de juiste volgorde van groot naar klein EN geef een korte uitleg wat elkbegrip betekend.

Chromosomenpaar, Allel, Celkern, Genoom, Cel, Gen, Chromosoom

Slide 25 - Open vraag

Leg uit wat de begrippen GENOTYPE en FENOTYPE betekenen.

Slide 26 - Open vraag

Geef van de volgende eigenschappen aan of ze worden bepaald door het genotype, of door de omgeving:
1. Jouw natuurlijke haarkleur
2. Een gaatje in je oor voor een piercing
3. Heel hard kunnen rennen

Slide 27 - Open vraag

Aangeboren aandoeningen kunnen op vershillende manieren ontstaan. In je boek zijn er 3 genoemd. Beschrijf 2 van de 3 manieren die in je boek staan.

Slide 28 - Open vraag

Leg uit wat prenataal onderzoek is en waarom het wordt uitgevoerd.

Slide 29 - Open vraag

Leg uit wat het verschil is tussen een vruchtwaterpunctie en een vlokkentest. Beschrijf beide onderzoeken duidelijk in je antwoord.

Slide 30 - Open vraag

Wat is de naam van onderdeel 5 en wat is de functie?

Slide 31 - Open vraag