Gustar

Werkwoord gustar
Voor de brugklas

Doel: je kunt vertellen over iets waar je van houdt.
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Werkwoord gustar
Voor de brugklas

Doel: je kunt vertellen over iets waar je van houdt.

Slide 1 - Tekstslide

2 verdades, 1 mentira
Qué frase es falsa?
1. Me gusta cocinar.

2. Me gusta el fútbol.

3. Me gustan las películas de terror.

Slide 2 - Tekstslide

Welke manier om te zeggen dat je ergens van houdt heb je gezien?

Slide 3 - Open vraag

 Gusta  /  Gustan
Me gusta --> als het wordt gevolgd door een werkwoord of een woord in het enkelvoud


Me gustan --> als het wordt gevolgd door een woord in het meervoud 

Slide 4 - Tekstslide


A mi    
Me gusta(n)

A ti    
Te gusta(n)

A él / ella / usted   
Le gusta(n)   

A nosotros / nosotras
Nos gusta(n)
                                                                A vosotros / vosotras
Os gusta(n)

A ellos / ellas / ustedes
Les gusta(n)
De verschillende vormen

Slide 5 - Tekstslide

A ti, ______ las canciones de Taylor Swift
A
te gusta
B
te gustan
C
os gusta
D
nos gustan

Slide 6 - Quizvraag

A ellos, ______ ir al cine.
A
le gusta
B
les gustan
C
les gusta
D
me gustan

Slide 7 - Quizvraag

A María, ______ el pescado
A
le gusta
B
les gustan
C
te gusta
D
les gusta

Slide 8 - Quizvraag

A José y Rico, ______ mirar las telenovelas.
A
le gusta
B
les gustan
C
te gusta
D
les gusta

Slide 9 - Quizvraag

Ejercicio en parejas
1. Escribe 2 verades y 1 mentira --> 2 minutos
2. Comparteles con tu vecino/-a
3. Él / Ella va a adivinar  la mentira.
                                raden
4. Después, presenta las tres frases de tu vecino/-a. 
Qué frase es la mentira?

Slide 10 - Tekstslide

Otros verbos como gustar
Encantar --> dol zijn op
Interesar --> interesseren
Molestar --> storen
Faltar --> ontbreken
Doler --> pijn doen

Slide 11 - Tekstslide