bezittelijk voornaamwoord



les adjectifs possessifs
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les



les adjectifs possessifs

Slide 1 - Tekstslide

Comment s'appelle sa grand-mère?
Hoe heet zijn/haar oma?

Slide 2 - Tekstslide


Voilà Monique. Son frère s'appelle Thomas et sa soeur s'appelle Sophie.


Et voilà Marc. Son frère s'appelle Alex et  sa soeur s'appelle Yvette.


Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

0

Slide 5 - Video

Faire
grammaticaboekje: Exercices 18 et 19 (page 14)

                                          exercice 16 et 17 (page 13)

Slide 6 - Tekstslide

bezittelijk
voornaamwoord
(in het Frans)

Slide 7 - Woordweb

m - v- mv ?
Kijk naar het zelfstandig
naamwoord ACHTER het 
bezittelijk voornaamwoord!

 
J'habit ici, voilà ...... maison

        bezittelijk voornaamwoord
                           mannelijk        vrouwelijk    meervoud

mijn                      mon                  ma                 mes

jouw                     ton                      ta                   tes

zijn / haar            son                      sa                   ses

Slide 8 - Tekstslide

m  - v - mv ?
Hoe weet je nu of je
mannelijk, vrouwelijk of meervoud 
moet gebruiken?

Regarde, c'est ....... copine. (mijn)

Slide 9 - Tekstslide

m  - v - mv ?
Kijk naar het zelfstandig naamwoord
ACHTER
het bezittelijk voornaamwoord.

Regarde, c'est ma copine. (mijn)

Slide 10 - Tekstslide

let op: klinkerregel!
l'école = vrouwelijk

Mon école s'appelle RSG.


Slide 11 - Tekstslide

let op: klinkerregel!
l'école = vrouwelijk

Mon école s'appelle Rijswijks Lyceum.

Ma école mag niet vanwege klinkerbotsing!

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Hoe vertaal je:
"mijn kinderen"?
A
mon enfant
B
ma enfant
C
mes enfants
D
tes enfants

Slide 14 - Quizvraag

Hoe vertaal je:
"mijn nichtje"
A
ma cousin
B
mon cousine
C
la cousine
D
ma cousine

Slide 15 - Quizvraag

Hoe vertaal je:
"zijn opa"?
A
son père
B
son grand-père
C
sa grand-père
D
ses grand-père

Slide 16 - Quizvraag

Hoe vertaal je:
"jouw familie"?
A
ton famille
B
ta famille
C
tes familles
D
la famille

Slide 17 - Quizvraag

Hoe zeg je:
"mijn beste vriendin"
A
ma meilleur amie
B
mon meilleure ami
C
ma meilleure amie
D
mon meilleur amie

Slide 18 - Quizvraag

Hoe vertaal je:
"zijn oma"?
A
sa grand-mère
B
son grand-mère
C
ta grand-mère
D
la grand-mère

Slide 19 - Quizvraag

Hoe vertaal je:
"jouw familie"?
A
ton famille
B
ta famille
C
tes familles
D
la famille

Slide 20 - Quizvraag

vertaal:
jouw huis (la maison)

Slide 21 - Open vraag

vertaal:
jouw vriendschap (l'amitié v)

Slide 22 - Open vraag

vertaal:
mijn vrienden (les amis mmv)

Slide 23 - Open vraag

Il y a des questions?

Slide 24 - Tekstslide