V VWO Zouten Samenvatten en afronden tm 4.3

Lesdoel
Opbouw zouten
Ionen
Verhoudingsformules van zouten
Oplosbaarheid van zouten
Bijzondere zouten

1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Lesdoel
Opbouw zouten
Ionen
Verhoudingsformules van zouten
Oplosbaarheid van zouten
Bijzondere zouten

Slide 1 - Tekstslide

Opbouw Zouten
Opgebouwd uit ionen
Ionen zitten in vaste vorm in rooster
Zout opgelost-> Ionrooster valt uit elkaar
Zouten bestaan uit evenveel positieve lading als negatieve lading. Een zout is neutraal: De ionen kunnen anders geladen zijn, en daardoor in specifieke verhoudingen aanwezig zijn.

Slide 2 - Tekstslide

Ionen
Er bestaan veel verschillende ionen:
Enkelvoudige ionen: Elementen die een elektron hebben opgenomen (negatief geladen) of afgestaan (positief geladen). v.b: Na+ Of Cl-
Samengestelde ionen: Groep atomen die met atoombindingen aan elkaar vast zitten, en samen een ion vormen. v.b: CO32- of SO42-


Slide 3 - Tekstslide

Verhoudingsformule
Een zout is altijd neutraal, maar de ionen zijn geladen. De ionen zijn in een specifieke verhouding aanwezig, waarbij het gehele zout neutraal is.

De lading van het negatief ion is altijd vast. 
De lading van het positief ion kan soms verschillen.
De lading van het positief ion kan je uit de naam halen:

koper(II)chloride heeft een koper ion met een 2+ lading (te zien aan II)

De verhoudingsformule van koper(II)chloride is: CuCl2

Slide 4 - Tekstslide

Geef de verhoudingsformule van de volgende zouten:
Calciumjodide
ijzer(III)fosfaat

Slide 5 - Open vraag

Antwoorden
Calciumjodide: CaI2
Ijzer(III)fosfaat: Fe2(PO4)3

Slide 6 - Tekstslide

Oplosbaarheid van zouten
Niet alle zouten kunnen goed oplossen.
Gebruik binas tabel 45 om van een zout op te zoeken of deze oplost of niet.

Slide 7 - Tekstslide

Oplosvergelijking opstellen
vb: Geef de oplosvergelijking van het zout Natriumsulfide.

Stap 1: Verhoudingsformule zout opstellen
Stap 2: Oplosvergelijking noteren, inclusief fases en kloppend maken.

Slide 8 - Tekstslide

Oplosvergelijking opstellen (II)
stap 1: Verhoudingsformule Natriumsulfide: Na2S.
Na+ heeft 1+ lading. S2- heeft 2- lading. 2x Na+ nodig om 1x S2- te neutraliseren
Stap 2: oplosvergelijking:
Begin hebben we 1 zout. Na oplossen twee ionen:
Na2S (s) -> 2 Na+ (aq) + S2- (aq)

Slide 9 - Tekstslide

Geef de oplosvergelijking van de volgende zouten:
Kaliumcarbonaat
Bariumnitraat
Ijzer(III)sulfaat

Slide 10 - Open vraag

Antwoorden:
K2CO3 (s) -> 2 K+ (aq) + CO32- (aq)

Ba(NO3)2 (s) -> Ba2+ (aq) + 2 NO3- (aq)

Fe2(SO4)3 (s) -> 2 Fe3+ (aq) + 3 SO42- (aq)

Slide 11 - Tekstslide

Bijzondere zout: hydraten
Hydraten: Zouten die water opnemen, en in het ionrooster vastzetten. Hydraat als een aparte stof zien:
Calciumsulfaat : Zout (CaSO4)
Gips: Hydraat van Calciumsulfaat en water:
CaSO4 . 2 H2O (s)

Slide 12 - Tekstslide

Bijzondere zout:  dubbelzouten
Sommige zouten hebben verschillende positieve ionen in hun structuurformule.

Slide 13 - Tekstslide

Bijzondere negatieve ionen
Er bestaan ook samengestelde ionen die metalen kunnen bezitten: Dit zijn vaak metalen gebonden aan zuurstof.
Bijvoorbeeld:

Slide 14 - Tekstslide

Geef de oplosvergelijkingen van de volgende zouten. Ga er van uit dat deze zouten oplosbaar zijn in water.
- Natriummanganaat
- Calciumpermanganaat
- Lood(II)chromaat
- IJzer(III)dichromaat

Slide 15 - Open vraag

Huiswerk
Lezen paragraaf 4.3

Maken: Deze lessonup.
Opgave 17 tm 23.

Slide 16 - Tekstslide