Herhaling (2)
1 / 20
Lesduur is: 50 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Alles wat je echt nodig hebt om te kunnen leven
A
Basisbehoeften
B
Overige behoeften
Slide 5 - Quizvraag
Niet-tastbare producten. Iemand voorziet in jouw behoeften door iets voor jou te doen
A
Goederen
B
Diensten
Slide 6 - Quizvraag
Jij ruilt je Playstation voor een Nintendo Switch
A
Directe ruil
B
Indirecte ruil
Slide 7 - Quizvraag
Jij koopt een Playstation met je spaargeld
A
Directe ruil
B
Indirecte ruil
Slide 8 - Quizvraag
Jij ruilt je broodje met het broodje van een vriend(in)
A
Directe ruil
B
Indirecte ruil
Slide 9 - Quizvraag
De invloed van winkeliers en fabrikanten op wat je koopt
A
Sociale invloed
B
Commerciële invloed
Slide 10 - Quizvraag
Je koopt vliegtickets naar Spanje
A
Vaste lasten
B
Dagelijkse uitgaven
C
Incidentele uitgaven
Slide 11 - Quizvraag
Je haalt boodschappen bij de supermarkt
A
Vaste lasten
B
Dagelijkse uitgaven
C
Incidentele uitgaven
Slide 12 - Quizvraag
Je laat je vaatwasser repareren door iemand
A
Vaste lasten
B
Dagelijkse uitgaven
C
Incidentele uitgaven
Slide 13 - Quizvraag
Je betaalt je telefoon abonnement
A
Vaste lasten
B
Dagelijkse uitgaven
C
Incidentele uitgaven
Slide 14 - Quizvraag
Je haalt een cadeautje voor je vriend(in)
A
Vaste lasten
B
Dagelijkse uitgaven
C
Incidentele uitgaven
Slide 15 - Quizvraag
Je ontvangt geld van de overheid, omdat je geen werkt hebt
A
Loon
B
Winst
C
Uitkering
Slide 16 - Quizvraag
Je hebt een krantenwijk en krijgt daar geld voor
A
Loon
B
Winst
C
Uitkering
Slide 17 - Quizvraag
Je hebt een eigen bedrijf en krijgt veel geld van klanten
A
Loon
B
Winst
C
Uitkering
Slide 18 - Quizvraag
Als je geld leent, dan krijg je rente van de bank
A
Waar
B
Niet waar
Slide 19 - Quizvraag
Als je geld spaart, dan betaal je rente van de bank
A
Waar
B
Niet waar
