Toets Thema Sport

Toets thema Sport
Wat gaan we doen?
- Korte herhaling stof thema 1 sport
- Toets maken op studiemeter

1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsPraktijkonderwijsLeerjaar 3

In deze les zitten 12 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Toets thema Sport
Wat gaan we doen?
- Korte herhaling stof thema 1 sport
- Toets maken op studiemeter

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Lidwoord
De - Het - Een

Lidwoord
De - Het - Een
Een lidwoord hoort bij een zelfstandig naamwoord
De man, het gebouw, een fiets.
De vrouw, het plein, een schoen.

Slide 3 - Tekstslide

Lidwoord
De - Het - Een

Lidwoord
De - Het - Een
Wanneer de en wanneer het ?

Meervoud altijd de.

Een kan altijd
Daar zijn geen regels voor.

Het huis, de huizen.

Een auto, een huis, een fiets

Slide 4 - Tekstslide

Lidwoord
De - Het - Een

Lidwoord
De - Het - Een
Een lidwoord hoort bij een zelfstandig naamwoord
De man, het gebouw, een fiets.
De vrouw, het plein, een schoen.

Slide 5 - Tekstslide

Lidwoorden

Slide 6 - Tekstslide

Zelfstandig naamwoord

Een woord voor iets of iemand.
Bij een zelfstandig naamwoord hoort een lidwoord
Een zelfstandig naamwoord kun je meestal in meervoud zetten

Slide 7 - Tekstslide

Is het een zelfstandig naamwoord?

Slide 8 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoord
zegt iets over een zelfstandig naamwoord.
• de dure voetbal
• het grote team
Soms achter het zelfstandig naamwoord.
• De bal is duur.
• Het team is groot.

Slide 9 - Tekstslide

Het werkwoord
Het werkwoord vertelt wat iets of iemand aan het doen is.
Het werkwoord vertelt dus wat er gebeurt.
Voorbeeld
• fietsen, rennen, racen
• aanmoedigen, concentreren, presteren

Slide 10 - Tekstslide

Het voorzetsel
Het voorzetsel is meestal een kort woordje in een zin.
Het voorzetsel geeft vaak een plaats aan.
In het stadion.
Op de tribune.
Het voorzetsel kan ook iets zeggen over de tijd.
Tijdens de competitie.
Na de finale.

Slide 11 - Tekstslide

Studiemeter
TOETS

Slide 12 - Tekstslide