4.3 Betoog

Betoog

1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Betoog

Slide 1 - Tekstslide

woorden
het betoog
de stelling 
overtuigen 
mening <  > feit
het argument = de reden, waarom vind je iets?
beargumenteren = redenen geven
een tegenargument geven
een argument weerleggen = zeggen waarom een argument niet goed is

Slide 2 - Tekstslide

Wat is het doel van de schrijver?

Teksten zonder mening

- Informatieve tekst: informatie geven

- Instructieve tekst: hoe moet je een instructie gebruiken?

Teksten met een mening

- Betogende tekst: overtuigen

- Beschouwende tekst: je aan het denken zetten over een onderwerp



Slide 3 - Tekstslide

Ingezonden brief in een krant is vaak een betoog
A
Waar
B
Niet waar

Slide 4 - Quizvraag

In een betoog probeert de schrijver je te overtuigen van zijn gelijk
A
Waar
B
Niet waar, hij geeft een instructie
C
Niet waar, hij geeft informatie

Slide 5 - Quizvraag

Betoog:

Met een betoog wil je het publiek overtuigen van jouw mening in een vorm van een standpunt

Je onderbouwt je mening met argumenten. Deze argumenten ondersteun je met uitleg of voorbeelden

Je betoog wordt sterker als je ook tegenargumenten weerlegt

In het slot vat je de argumenten kort samen en herhaal je je standpunt (= conclusie)

Slide 6 - Tekstslide

Voorbeeld stelling:

Op scholen moet het dragen van een uniform verplicht worden


Slide 7 - Tekstslide

Noem minimaal 2 argumenten voor:

Slide 8 - Tekstslide

Noem minimaal een argument tegen:

Slide 9 - Tekstslide

Conclusie:

- maak een afweging tussen de argumenten voor en tegen

- herhaal je standpunt

Slide 10 - Tekstslide

Een gesproken betoog
De stelling is: Leerlingen met overgewicht moeten elke dag na school  verplicht sporten.  De meneer die het betoog houdt, is TEGEN deze stelling.
Voordat we gaan luisteren gaan we zelf nadenken over de stelling. 

Slide 11 - Tekstslide

Bedenk een argument tegen deze stelling
Leerlingen met overgewicht moeten elke dag na school verplicht sporten.

Slide 12 - Open vraag

Bedenk een argumenten voor deze stelling.
De stelling is: Leerlingen met overgewicht moeten elke dag na school verplicht sporten.

Slide 13 - Open vraag

De opbouw van een betoog
stelling
argument
argument 
(nog een argument etc)
conclusie

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Hoe maak je een betoog leuker?
Gebruik de opbouw Sexi
Statement = stelling
Explanation = uitleg met argumenten
Illustration = geef een voorbeeld dat tot de verbeelding spreekt, waarbij mensen een plaatje in hun hoofd krijgen

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

Maak gebruik van signaalwoorden:

- Reden of argument: namelijk, immers, want, omdat

- Oorzaak-gevolg: doordat, daardoor, zodat, als gevolg van

- Tegenstelling: maar, toch, echter, enerzijds, daarentegen

- Samenvatting: kortom, al met al, met andere woorden

- Conclusie: dus, concluderend, samengevat

Slide 18 - Tekstslide

Maak op een flap een opzet voor een betoog
Kies een stelling:
1. Entree studenten moeten 's middags hun eigen lokaal opruimen
2. Schoolboeken in het MBO moeten gratis worden
3. Het minimale aantal stage-uren bij Entree moet terug naar 100 uur
4. Bij de opleiding Dienstverlening moet iedereen altijd een uniform aan
5. Als studenten geen Nederlands spreken in de school moeten ze stoppen met Entree
Bedenk argumenten voor en tegen en bedenk een conclusie


Slide 19 - Tekstslide

Lesdoel behaald?

- Je weet wat een betoog is

- Je weet hoe je een betoog moet houden

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Link