Deviant 1F periode 4 les 1

Deviant 1F Periode 4 les 1
Lesdoelen
Niet/ geen
Lesinhoud
Wel/ geen bij bepaalde en onbepaalde lidwoorden
uitleg
opdracht
Wel/geen bij werkwoorden en omschrijvingen
uitleg 
opdrachten in trio
Zelfstandig werken

1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Deviant 1F Periode 4 les 1
Lesdoelen
Niet/ geen
Lesinhoud
Wel/ geen bij bepaalde en onbepaalde lidwoorden
uitleg
opdracht
Wel/geen bij werkwoorden en omschrijvingen
uitleg 
opdrachten in trio
Zelfstandig werken

Slide 1 - Tekstslide

Wat heb je dit weekend niet gedaan?

Slide 2 - Woordweb

Slide 3 - Tekstslide

NIET OF GEEN
Niet bij een bepaald lidwoord  de/het 
               bezittelijk mijn, jouw, enz 
               aanwijzend vnw deze die dit dat
Geen bij ( geen of) onbepaald lidwoord    een/- 

voorbeelden
Heb jij een tas?                 Nee, ik heb geen tas. 
Heb jij de tas?                   Nee ik heb de tas niet.
Loop jij de route?             Nee, ik loop de route niet.
Loop jij een route?           Nee, Ik loop geen route.
Koop jij brood?                 Nee, ik koop geen brood.
Koop jij dat brood?          Nee, ik koop dat brood niet.


Slide 4 - Tekstslide


Maak jij eten?                    
Maak jij het eten?

Heb jij een hond?
Heb jij de hond?

Bak jij de taart?
Bak jij een taart? 


Oefen                                                
Maak opdracht 1

Slide 5 - Tekstslide

Opdracht niet of geen bij bepaald voorzetsel, aanwijzend voornaamwoord, of bezittelijk voornaamwoord, of onbepaald voorzetsel.
Opdracht 1
Antwoord ontkennend
1. Koop jij een brood?
Nee,_________________________________________________________
2. Koop jij het brood?
  Nee,_________________________________________________________
3. Heb jij een aansteker bij je?
 Nee,_________________________________________________________
4. Heb jij de aansteker bij je?
Nee,_________________________________________________________
5. Heeft jouw moeder een winkel? Nee,_________________________________________________________
6. Heeft jouw moeder die bakkerij
 Nee,_________________________________________________________



Slide 6 - Tekstslide

   'Niet' bij werkwoorden en omschrijvingen       
    
 Ik vind jou niet leuk
  De man kookt niet
  Wij hebben gisteren niet gewandeld
  Jij bent niet echt slank.



      

                                                                                                 Maak opdracht 2
Hij eet niet       Hij eet niet ongezond        Hij eet geen vlees     Hij eet het vlees niet


Hij drinkt niet  Hij leeft niet wild                 Hij drinkt geen bier Hij drinkt het bier niet   

Slide 7 - Tekstslide

Opdracht 'niet' of 'geen' bij een werkwoord of een omschrijving
Antwoord ontkennend
Opdracht 2
1. Dans jij?
Nee, __________________________________________________________
2. Loop jij op straat?
Nee, __________________________________________________________
3. Komt hij thuis?
Nee, __________________________________________________________
4. Is hij lief?
Nee, __________________________________________________________
5. Reis je vaak?
Nee, ___________________________________________________________
6. Kook jij groente?
Nee, ____________________________________________________________
7. Kook jij die groente?
Nee, ____________________________________________________________
8. Kook jij vaak groente?
Nee, ________________________________________________________________









Slide 8 - Tekstslide

Opdracht 3 in duo- trio

Ontkennen in scene

Casus 1
Je wordt door de politie uit je huis gehaald. Jij wordt verward met een andere persoon.
Voer een gesprek met de politieman en ontken alles. Probeer ook argumenten te geven voor jouw betoog.

Slide 9 - Tekstslide


Spreekopdracht
Ontkennen

Voorbeeld:
 
Politie 1: U bent Jan van Dijk
 
Arrestant: Nee dat klopt niet, ik ben Jan van Dijk niet. Ik heet niet zo. Kijk maar op mijn pas.





Slide 10 - Tekstslide

CASUS 1
De politie beweert het volgende:
- Jij bent 35 jaar
- Je ben een man
- Je hebt honden
- Je vindt het goed om te stelen van de rijken om het aan de armen te geven.
- Je hebt een baan voor 20 uur in een winkel
- Je werkt in Amsterdam
- Je hebt in je eigen land 12 jaar op school gezeten
- Je komt uit een gezin met 8 kinderen
- Je hebt een aansteker in je zak
- Je hebt maandag een computer van het ROC meegenomen

Slide 11 - Tekstslide

CASUS 2
Je wordt door een journalist aangehouden op straat. Jij wordt verward met een andere persoon.
Voer een gesprek met de journalist en ontken alles. Probeer ook argumenten te geven voor jouw betoog.

Slide 12 - Tekstslide


- Je ben een artiest
- Je komt regelmatig op tv
- Je bent een vrouw
- Je kunt goed zingen
- Je hebt concerten gegeven in veel landen
- Je bent getrouwd
- Je komt uit België
- Je hebt opgetreden., terwijl dit niet mocht vanwege de regels
- Je hebt last van het mondkapje
- Je bent zondag gezien door de journalist met iemand bij een hotel gezien.




Slide 13 - Tekstslide

Zelfstandig werken
Samen spreekopdrachten doen

Opdrachten VSO online
Aftekenen


Succes!



Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Link