Tekstsoorten examen schrijven - 2F/3F

Berekening diplomacijfer Nederlands
lezen en luisteren (CE) 
50%
spreken
gesprekken schrijven
(IE)
50%
+
: 2
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Berekening diplomacijfer Nederlands
lezen en luisteren (CE) 
50%
spreken
gesprekken schrijven
(IE)
50%
+
: 2

Slide 1 - Tekstslide

Examen schrijven
De verschillende tekstsoorten

Slide 2 - Tekstslide

Schrijfexamen 2F
3 schrijfproducten in 60 minuten:
1. artikel                                                                                   
2. memo
3. webtekst
4. advertentie
5. zakelijke e-mail                                                              
6. informele e-mail                                                    
7. zakelijke brief                             
8. betoog/reactie     
9. verslag(je)

Slide 3 - Tekstslide

Schrijfexamen 3F
2 schrijfproducten in 60 minuten:
1. artikel
2. memo
3. webtekst
4. advertentie
5. zakelijke e-mail
6. informele e-mail
7. zakelijke brief (klachtenbrief, motivatiebrief, offerte, ...)
8. betoog/reactie
9. verslag(je)

Slide 4 - Tekstslide

1.
Artikel

Slide 5 - Tekstslide

Opbouw artikel

  • Titel
  • Inleiding: aandacht lezer trekken + onderwerp introduceren
  • Kern: uitleg over het onderwerp (deelonderwerpen), onderbouwen van je mening (argumenten)
  • Slot: samenvatting, conclusie, advies, blik op de toekomst, ...

!    duidelijke alinea-indeling (witregels, tussenkopjes)

Slide 6 - Tekstslide

Soorten artikelen


1.  uiteenzetting > informeren

2. beschouwing > informeren, overtuigen (verschillende kanten)

3. betoog > overtuigen

Slide 7 - Tekstslide

2.
MEMO

Slide 8 - Tekstslide



Schrijven

Memo

Een memo is een kort briefje.
(Denk aan telefoonnotitie) 

Slide 9 - Tekstslide

Voorbeeld van een memo

Slide 10 - Tekstslide

3.
Webtekst

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Webtekst
  • Opsommingen met bullets of een ander symbool (belangrijkste punten van je tekst)
  • Korte zinnen, korte alinea’s en veel witruimte
  • Een groot en duidelijk lettertype
  • Duidelijke kopteksten: structuur en wat is interessant
  • Zet het belangrijkste vooraan
  • Schrijf in makkelijke en begrijpelijke taal

Slide 13 - Tekstslide

4.
Advertentie

Slide 14 - Tekstslide

Advertentie
doel = overtuigen

  • Titel
  • Advertentietekst
  • Contactgegevens
  • Foto's
  • ...

Slide 15 - Tekstslide

schrijfopdracht advertentie

Slide 16 - Tekstslide

5.
Zakelijke e-mail

Slide 17 - Tekstslide

Uitleg zakelijke e-mail
*Je stuurt een zakelijke e-mail vaak naar personen (die je niet kent),  bedrijven of organisaties.
*Je gebruikt formele taal.
*Je gebruikt de conventies (regels) die gelden voor een zakelijke e-mail.


Slide 18 - Tekstslide

Voorbeeld opbouw zakelijke e-mail
- E-mailadres(sen)
- Onderwerp (passend, kort & bondig)
- Aanhef
- Inleiding (de reden waarom je schrijft)
- Kern (dat waar het om gaat)
- Afsluiting (wat verwacht je van de lezer?)
- Ondertekening (Met vriendelijke groet,)


Slide 19 - Tekstslide

Zakelijke e-mail
waar let je op?

  • Er is een duidelijke opbouw (inleiding - middenstuk - slot)
  • De (deel)onderwerpen staan op een logische volgorde.
  • De toon is formeel (u/uw, nette woorden).
  • Je houdt je aan de conventies (voorwaarden): duidelijk onderwerp, juiste aanhef en afsluiting, persoonlijke gegevens, alinea-indeling, witregels, etc.)
  • Je taalverzorging is in orde (spelling en grammatica)

Slide 20 - Tekstslide

6.
Informele e-mail

Slide 21 - Tekstslide

Uitleg niet-zakelijke e-mail
*Je stuurt een informele e-mail vaak naar personen die je kent.
*Je gebruikt informele taal.
*Je gebruikt de conventies (regels) die gelden voor een niet-zakelijke e-mail.


Slide 22 - Tekstslide

Informele mail

Slide 23 - Tekstslide

7.
Zakelijke brief

Slide 24 - Tekstslide

Zakelijke brief
  • sollicitatiebrief
  • klachtenbrief
  • motivatiebrief
  • verzoekschrift
  • offerte

(Bij Amerikaanse model: plaats, datum boven 'AAN')
Brief niet met 'ik' beginnen

Slide 25 - Tekstslide

8.
Betoog

Slide 26 - Tekstslide




Wat is een betoog?


De opbouw van een betoog

Slide 27 - Tekstslide

9.
Verslag

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Verslag - structuur
  • Titel (geen aanhef!)
  • Inleiding
  • Kern (deelonderwerpen, alinea's, tussenkopjes, witregels)
  • Slot (conclusie, samenvatting, aanbeveling, ...)

En eventueel je naam

Slide 30 - Tekstslide

formeel .. informeel taalgebruik

Slide 31 - Tekstslide

Formeel < > informeel

Slide 32 - Tekstslide

Wat is een voorbeeld van formeel taalgebruik?
A
Jo! gast fijn je weer te zien!
B
He Henk, ga je naar de winkel?
C
Bedankt voor uw mail.
D
Groetjes..

Slide 33 - Quizvraag

Formeel taalgebruik
A
zakelijk taalgebruik
B
dagelijks taalgebruik

Slide 34 - Quizvraag

Wat is de juiste aanhef en afsluiting?
A
Formeel: Geachte meneer Rutte, Met vriendelijke groet,
B
Informeel: Hallo Mark, Groeten,

Slide 35 - Quizvraag

Heel belangrijk is en blijft ...

Lees de opdracht heel goed door!


Slide 36 - Tekstslide

timer
25:00

Slide 37 - Tekstslide