week 36 - unidad 0

Buenos días

¿Qué vamos a hacer?
  • corregir los deberes
  • repaso verbos
  • repaso vocabulario aspecto físico/ carácter
  • ¿Con qué frecuencia?
  • expresar gustos
semana 36
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Buenos días

¿Qué vamos a hacer?
  • corregir los deberes
  • repaso verbos
  • repaso vocabulario aspecto físico/ carácter
  • ¿Con qué frecuencia?
  • expresar gustos
semana 36

Slide 1 - Tekstslide

La vuelta al cole en España
Guardería 0-3 años
escuela infantil 3-6 años
ESO (Escuela Secundaria Obligatoria) 12-16 años
Bachillerato
escuela primaria 6-12 años
3 meses de vacaciones

Slide 2 - Tekstslide

  • Ik ken de woordenschat van de dagelijkse handelingen, vrije tijd en transportmiddelen 
  • Ik kan een voorkeur aangeven met gustar, encantar en zeggen of ik het eens of oneens ben
  • Ik kan over mezelf vertellen en personen beschrijven
  • Ik ken de regelmatige en onregelmatige werkwoorden in de tegenwoordige tijd
Leerdoelen tarea 1

Slide 3 - Tekstslide

Corregir los deberes
 ej 1 C
ej2  Javi es joven, tiene 15 años. Es moreno, alto y delgado. Tiene el pelo corto y rizado. Tiene los ojos verdes y lleva gafas. Es muy simpático. Lleva siempre la ropa moderna.
ej. 3   4,2,1
LA: p 8 

Slide 4 - Tekstslide

Corregir los deberes
LA: p 9

Slide 5 - Tekstslide

Verbos regulares, irregulares y 
reflexivos
Leerdoel
Ik ken de regelmatige en onregelmatige werkwoorden in de tegenwoordige tijd

Slide 6 - Tekstslide

Verbos regulares, irregulares y 
reflexivos
Leerdoel
Ik ken de regelmatige en onregelmatige werkwoorden in de tegenwoordige tijd

Slide 7 - Tekstslide

Verbos regulares, irregulares y 
reflexivos
Leerdoel
Ik ken de regelmatige en onregelmatige werkwoorden in de tegenwoordige tijd

Slide 8 - Tekstslide

Verbos regulares, irregulares y 
reflexivos
Leerdoel
Ik ken de regelmatige en onregelmatige werkwoorden in de tegenwoordige tijd

Slide 9 - Tekstslide

Sleep de juiste vorm van 'ir' naar het juiste doel.
Stacy y Rob _____ (ir) a escuchar música.
Rick y yo______(ir) al cine
¿Tú________ (ir-tú) a casa en coche?
Yo _______ (ir) a la peluquería
¿Lisa y tú _____(ir - vosotros) de vacaciones a Francia?
van
vamos
vas
voy
vais

Slide 10 - Sleepvraag

lavamos
SE
LES
OS
ME
LE
TE
SE
NOS
lava
laváis
lavo
lavan
lavas

Slide 11 - Sleepvraag

ik speel
jij staat op
we vertrekken, we gaan uit
jullie gaan
hij gaat naar bed
juego
te levantas
salimos
vais
se acuesta

Slide 12 - Sleepvraag

Aspecto físico y carácter
LA: p 10

Slide 13 - Tekstslide

ASPECTO FÍSICO
CARÁCTER
moreno
gordo
rubio
bajo
alto
delgado
sincero
tímido
simpático
tranquilo
serio
alegre

Slide 14 - Sleepvraag

Wie van de volgende prinsesjes heeft ''pelo castaño'' ?
A
B
C
D

Slide 15 - Quizvraag

Tiene el pelo ________.
A
largo y rizado
B
ni corto ni largo y ondulado
C
negro y corto
D
l

Slide 16 - Quizvraag

Tiene el pelo ..........
A
corto
B
largo
C
castaño
D
rubio

Slide 17 - Quizvraag

Tiene el pelo
A
liso
B
rizado

Slide 18 - Quizvraag

Tiene los ojos..........
A
azules
B
verdes
C
azul
D
verde

Slide 19 - Quizvraag

El pájaro tiene los ojos
A
amarillos
B
negros
C
verdes
D
azules

Slide 20 - Quizvraag

mi madre tiene los ojos
A
verde
B
azul
C
verdes
D
gris

Slide 21 - Quizvraag

Tiene los ojos..........
A
marrones
B
marrón
C
castaños
D
castaño

Slide 22 - Quizvraag

Beschrijf de barbies
in het Spaans

Slide 23 - Woordweb

¿Con qué frecuencia...

1. ... desayunas con tu familia?
2. ... bebes café?
3. ... comes pizza?
4. ... comes chocolate?
5. ...bebes refrescos?
6. ...estudias español?
7. ..............................?
SIEMPRE
CASI SIEMPRE
A MENUDO
A VECES
CASI NUNCA
NUNCA
LA: p 11

Slide 24 - Tekstslide

Expresar gustos
LA: p 12

Slide 25 - Tekstslide

Gustar = houden van/leuk vinden
Me gusta la música rock. (Ik hou van rockmuziek)
Me gusta bailar. (Ik hou van dansen.)
Me gustan los gatos. (Ik hou van katten.)

Wanneer gebruik je gusta? En wanneer gustan?

Leerdoel: gustar

Slide 26 - Tekstslide

Gustar = houden van/leuk vinden
Me gusta + een zelfstandig naamwoord enkelvoud.
vb: Me gusta la música rock. (Ik hou van rockmuziek)
Me gusta + een werkwoord
vb: Me gusta bailar. (Ik hou van dansen.)
Me gustan + een zelfstandig naamwoord meervoud.
vb: Me gustan los gatos. (Ik hou van katten.)
No me gusta/n.... = ik hou niet van....
LET OP! je gebruikt een bepaald lidwoord
Leerdoel: gustar

Slide 27 - Tekstslide

Gustar
Om te vragen:
¿Te gusta......? Hou jij van....?
vb: ¿Te gusta el fútbol? (Hou je van voetbal?)
¿Te gustan....? Hou jij van....?
vb: ¿Te gustan los perros? (Hou je van honden?)
Leerdoel: gustar

Slide 28 - Tekstslide

Expresar 
gustos

Maak van de volgende stellingen een vraag. Daarna gaan andere leerlingen erop reageren.
Por ejemplo: "dibujar personas"
- ¿Te gusta dibujar personas?
- Sí me gusta
- A mí también/ A mí no
LA: p 8 y 9

Slide 29 - Tekstslide





jugar al fútbol

Slide 30 - Tekstslide


las canciones españolas

Slide 31 - Tekstslide

                          bailar

Slide 32 - Tekstslide

comida italiana

Slide 33 - Tekstslide

queso francés

Slide 34 - Tekstslide

la Nochevieja

Slide 35 - Tekstslide

las uvas rojas

Slide 36 - Tekstslide

los coches rápidos

Slide 37 - Tekstslide

los países 
hispanohablantes

Slide 38 - Tekstslide

1. A Carlos, no________hacer los deberes.
2. A mi hermana y yo, __________ver una serie en Netflix.
3. A ellos______________comer una pizza enorme con queso.
4. A mí, _______________los animales.
5. A mis padres_______________todas las series en Netflix.
le gusta
nos gusta
les gusta
me gustan
les gustan

Slide 39 - Sleepvraag

Ahora a trabajar...
  • Aanvullen en leren woordenlijst unidad 0
  • Maken LA p. 10 tm 13
Unidad 0

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Tekstslide