les verbes: pouvoir, vouloir en aller

les verbes: pouvoir, vouloir en aller
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 10 min

Onderdelen in deze les

les verbes: pouvoir, vouloir en aller

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

VOULOIR, POUVOIR, ALLER
JE   VEUX (WIL)   PEUX (KAN/MAG)   VAIS (GA)
TU VEUX (WILT) PEUX (KAN/MAG) VAS (GAAT)
IL VEUT (WIL) PEUT (KAN/MAG) VA (GAAT)
NOUS VOULONS (WILLEN) POUVONS (KUNNEN/MOGEN) ALLONS (GAAN)
VOUS VOULEZ (WILLEN) POUVEZ (KUNNEN/MOGEN) ALLEZ (GAAN)
ILS VEULENT(WILLEN) PEUVENT (MOGEN/KUNNEN) VONT (GAAN)

Slide 3 - Tekstslide

VERTAAL: nous voulons
A
men wil
B
wij willen
C
wij kunnen
D
men kan

Slide 4 - Quizvraag

VERTAAL: tu vas
A
jij kan
B
jij mag
C
jij wil
D
jij gaat

Slide 5 - Quizvraag

VERTAAL: tu vas
A
jij kan
B
jij mag
C
jij wil
D
jij gaat

Slide 6 - Quizvraag

vervoeg: Mes parents ne (kunnen) pas venir ce soir.

Slide 7 - Open vraag

vervoeg: Monsieur, vous (gaan) à la fête?

Slide 8 - Open vraag

vervoeg: Monsieur, vous (gaan) à la fête?

Slide 9 - Open vraag

vervoeg: Je (wil) bien apprendre une autre langue.

Slide 10 - Open vraag

vervoeg: Les étudiants (gaan) à la salle de classe

Slide 11 - Open vraag

vervoeg: Est-ce que tu (kun) m'aider?

Slide 12 - Open vraag