Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
Quiz tijdvak 5 en 6
Quiz tijdvak 5 en 6
1 / 52
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Geschiedenis
Middelbare school
havo
Leerjaar 5
In deze les zitten
52 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslide
.
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Quiz tijdvak 5 en 6
Slide 1 - Tekstslide
Ontdekkers?
Slide 2 - Woordweb
Hervormers?
Slide 3 - Woordweb
Renaissance betekent
A
nieuwe interesse voor de oudheid
B
nieuwe interesse voor andere werelddelen
C
nieuwe interesse voor het geloof
D
nieuwe interesse voor de kunst
Slide 4 - Quizvraag
Humanisme betekent
A
Leven waarin god centraal staat
B
Leven waarbij de mens centraal staat
C
Godsdienst waarbij de natuur belangrijkst is
D
Een ander woord voor reformatie
Slide 5 - Quizvraag
Waardoor verspreidde de reformatie snel over Europa?
A
bodes
B
nieuwe wegen
C
ontdekkingsreizigers
D
boekdrukkunst
Slide 6 - Quizvraag
Tijdvak 6 is de periode .....
A
1600-1700
B
1500-1600
C
1650-1750
D
1700-1800
Slide 7 - Quizvraag
De VOC werd op initiatief van de Staten-Generaal opgericht, omdat...
A
Andere landen ook handelscompagnieën oprichtten
B
De winsten in de Republiek daalde doordat de concurrentie onder de vele handelscompagnieën moordend was
C
De scheepsbouw te stimuleren. Meer schepen leverde meer geld op.
D
De Staten-Generaal graag landen wilden veroveren
Slide 8 - Quizvraag
De WIC was eigenlijk ook onderdeel van de strijd tegen Spanje in de Nederlandse Opstand.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 9 - Quizvraag
In de Republiek was de macht in handen van ....
A
Regering
B
Adel
C
Regenten
D
Koning
Slide 10 - Quizvraag
Generaliteitslanden zijn....
A
Gebieden die rechtstreeks bestuurd worden door de Staten-Generaal
B
Bevriende buurlanden van de Republiek
C
Gebieden onder bewind van de VOC
D
De noordelijke gewesten
Slide 11 - Quizvraag
De WIC voer op
A
Indonesië
B
Suriname
C
Scandinavië
D
Amerika
Slide 12 - Quizvraag
Transatlantische driehoekshandel hield in
A
Dat men luxeproducten ruilde voor slaven en die slaven ruilde voor tabak/koffie
B
Dat men in een driehoek van Willem van Oranje, Johan van Oldenbarneveld en Baltasar Gerards handel dreef
C
Dat men uit Japan goud haalde, dat verkocht in Indonesië , daar luxeproducten kocht en dit in Japan weer verkocht
D
Dat de VOC en WIC handelden met de Nederlandse overheid
Slide 13 - Quizvraag
De Wetenschappelijke Revolutie was
A
Een tijd waarin vrouwen meer wetenschap gingen beoefenen.
B
Een tijd waarin wetenschap binnen 10 jaar heel erg veranderde.
C
Een tijd waarin wetenschap veranderde.
D
Een tijd waarin smartphones belangrijk werden.
Slide 14 - Quizvraag
De Nederlandse Republiek was NIET bijzonder in de Gouden Eeuw omdat :
A
Zij geen koning had
B
Vrouwen ook mochten stemmen
C
Zij heel veel handel dreef
D
Er tolerantie was
Slide 15 - Quizvraag
Absolutisme betekent dat
A
De koning alles beslist
B
Het parlement alles beslist
C
Het volk alles beslist
D
Kinderen alles beslissen
Slide 16 - Quizvraag
Wat stelde Newton vast?
A
Natuurwetten gelden altijd en overal
B
Natuurwetten gelden niet altijd
C
Alle voorwerpen oefenen aantrekkingskracht uit op elkaar
D
Sommige voorwerpen hebben geen last van zwaartekracht
Slide 17 - Quizvraag
Tijdvak 5 is de periode .....
A
1600-1700
B
1500-1600
C
1650-1750
D
1700-1800
Slide 18 - Quizvraag
Tijdvak 4 is de periode .....
A
1600-1700
B
1500-1600
C
1000-1500
D
1700-1800
Slide 19 - Quizvraag
aan wie legt lodewijk XIV verantwoording af?
A
aan het leger
B
aan god
C
aan het volk
D
aan de adel
Slide 20 - Quizvraag
Tijdvak 3 is de periode .....
A
1600-1700
B
1500-1600
C
500-1000
D
1700-1800
Slide 21 - Quizvraag
De VOC kreeg verschillende statelijke bevoegdheden. Welke hoort daar NIET bij?
A
Het voeren van oorlogen
B
Het sluiten van verdragen met buitenlandse vorsten
C
Het bouwen van forten en nederzettingen
D
Het ontbinden van de Staten-Generaal
Slide 22 - Quizvraag
Tijdvak 2 is de periode .....
A
1400-1500
B
3000 v Chr-500 na
C
1500- 1600
D
1700-1800
Slide 23 - Quizvraag
Wat is GEEN motief voor de Europese expansie?
A
Winst maken door te handelen
B
Volkeren bekeren tot het christendom
C
Vorsten wilden macht uitbreiden
D
Verspreiden wetenschap en techniek
Slide 24 - Quizvraag
Wat is GÉÉN kenmerk van het absolutisme onder Lodewijk XIV?
A
Economische politiek van het mercantilisme
B
Bevorderen van de machtspositie van de adel
C
De hofcultuur van Versailles
D
Centralisatie van het landsbestuur
Slide 25 - Quizvraag
De VOC werd op initiatief van de Staten-Generaal opgericht, omdat...
A
Andere landen ook handelscompagnieën oprichtten
B
de concurrentie onder de vele handelscompagnieën moordend was
C
De scheepsbouw te stimuleren. Meer schepen leverden meer geld op.
D
De Staten-Generaal graag landen wilden veroveren
Slide 26 - Quizvraag
De WIC was eigenlijk ook onderdeel van de strijd tegen Spanje in de Nederlandse Opstand.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 27 - Quizvraag
In de Republiek was de macht in handen van ....
A
Regering
B
Adel
C
Regenten
D
Koning
Slide 28 - Quizvraag
Hij kwam in conflict met de katholieke kerk, hij bouwde telescopen, hij ontdekte dat de maan het licht van de zon weerkaatste.... Wie o wie?
A
Copernicus
B
Gaileï
C
Huygens
D
Van Leeuwenhoek
Slide 29 - Quizvraag
Telescoop en slingeruurwerk
Microscoop
Zon is middelpunt
sterren zijn planeten
Galileo
Kepler
Van Leeuwenhoek
Huygens
Slide 30 - Sleepvraag
De WIC voer op
A
Indonesië
B
Suriname
C
Scandinavië
D
Amerika
Slide 31 - Quizvraag
Absolutisme betekent dat
A
De koning alles beslist
B
Het parlement alles beslist
C
Het volk alles beslist
D
Kinderen alles beslissen
Slide 32 - Quizvraag
Wat is GEEN motief voor de Europese expansie?
A
Winst maken door te handelen
B
Volkeren bekeren tot het christendom
C
Vorsten wilden macht uitbreiden
D
Verspreiden wetenschap en techniek
Slide 33 - Quizvraag
Wat is GÉÉN kenmerk van het absolutisme onder Lodewijk XIV?
A
Economische politiek van het mercantilisme
B
Bevorderen van de machtspositie van de adel
C
De hofcultuur van Versailles
D
Centralisatie van het landsbestuur
Slide 34 - Quizvraag
Met welke twee uitspraken is Luther het eens?
A
Iedereen moet de bijbel lezen
B
Een plek in de hemel is te koop
C
Er moesten meer priesters komen
D
De paus bepaalt niet wie er in de hemel komt
Slide 35 - Quizvraag
Welke twee zinnen zijn juist?
A
Erasmus' kritiek was vergelijkbaar met Luther
B
Luther vertaalde de bijbel in het Nederlands
C
Een ander woord voor hervorming is Renaissance
D
Zonder boekdrukkunst had Luther veel minder aanhangers gehad
Slide 36 - Quizvraag
In welke twee grote groepen raakte het christendom door de Reformatie verdeeld?
A
katholieken en luthersen
B
protestanten en gereformeerden
C
protestanten en katholieken
D
calvinisten en katholieken
Slide 37 - Quizvraag
Welke twee oorzaken zijn juist voor het uitbreken van de Nederlandse opstand?
A
Belastingdruk
B
Kettervervolgingen
C
Centralisatiepolitiek
D
Renaissance
Slide 38 - Quizvraag
Wat veroorzaakte de Beeldenstorm?
A
Het smeekschrift- Margaretha's weifeling - een hagepreek
B
een hagepreek - inval van Willem van Oranje
C
inval Alva -Spaanse Furie
D
Spaanse furie - hagepreek
Slide 39 - Quizvraag
Wanneer begon men met vechten in de Nederlandse Opstand?
A
1568
B
1648
C
1576
D
1579
Slide 40 - Quizvraag
Unie van Utrecht?
A
1576
B
1579
C
1581
D
1648
Slide 41 - Quizvraag
Hoe gaat het tot nu toe?
😒
🙁
😐
🙂
😃
Slide 42 - Poll
De moord op Willem van Oranje
A
1568
B
1576
C
1579
D
1584
Slide 43 - Quizvraag
Welk specerij is dit?
A
Nootmuskaat
B
Laurierblad
C
Foelie
D
Peper
Slide 44 - Quizvraag
Wie was de eerste Europeaan in Amerika
A
Colombus
B
Tocanelli
C
Vasco Da Gama
D
Willem Barentsz
Slide 45 - Quizvraag
Veel van de buitenlandse geleerden als Descartes kwamen naar Nederland, waardoor de cultuur tot bloei komt. Waarom kwamen ze juist naar de republiek?
A
hier was gewetensvrijheid
B
hier spreken mensen veel talen
C
Hier was iedereen gelijk
D
Hier was het klimaat beter
Slide 46 - Quizvraag
Welke stad was in tijdvak 6 de belangrijkste stapelmarkt in Europa
A
Aken
B
Rotterdam
C
Amsterdam
D
Parijs
Slide 47 - Quizvraag
Maak het kenmerkend aspect af: Wereldwijde handelscontacten, handelskapitalisme en het begin van .............
A
de tijd van regenten en vorsten
B
multinationals
C
een wereldeconomie
D
de Europese hervorming
Slide 48 - Quizvraag
Welk kenmerkend aspect past niet bij tijdvak 5 ?
A
Het ontstaan van feodale verhoudingen in het bestuur
B
De protestantse reformatie die splitsing van de christelijke kerk in West-Europa tot gevolg had.
C
Het conflict in de Nederlanden dat resulteerde in de stichting van een Nederlandse staat.
D
Het begin van de Europese overzeese-expansie
Slide 49 - Quizvraag
Waarover besliste de Staten Generaal niet?
A
leger en vloot
B
bestuur van de generaliteitslanden
C
belastingen in elk gewest
D
gezamenlijke buitenlandse politiek
Slide 50 - Quizvraag
wat betekent particularisme?
A
dat is een aandoening waarbij mensen geen partjes willen eten
B
elk partje van de sinaasappel heeft pitjes
C
de schil (Staten Generaal) bepaalt alles voor de gewesten
D
elk gewest maakte zijn eigen beslissingen op bepaalde gebieden
Slide 51 - Quizvraag
welk KA hoort bij dit plaatje?
Slide 52 - Open vraag
Meer lessen zoals deze
Quiz tijdvak 5 en 6
Februari 2024
- Les met
45 slides
Geschiedenis
Middelbare school
havo
Leerjaar 5
Quiz tijdvak 6
Maart 2023
- Les met
24 slides
Geschiedenis
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
Quiz tijdvak 6
November 2022
- Les met
16 slides
Geschiedenis
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
Quiz tijdvak 6
April 2023
- Les met
17 slides
Geschiedenis
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
Quiz tijdvak 6 | Regenten en vorsten
April 2024
- Les met
21 slides
Geschiedenis
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
Quiz tijdvak 6
November 2022
- Les met
23 slides
Geschiedenis
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
Quiz tijdvak 5 en 6
Januari 2020
- Les met
52 slides
Geschiedenis
Middelbare school
havo
Leerjaar 5
Quiz tijdvak 5-7
April 2024
- Les met
27 slides
Geschiedenis
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2