Hoofdstuk 1

Economie
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
EcVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 2

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Economie

Slide 1 - Tekstslide

Wat is economie?
Waarom zou het belangrijk zijn om iets te leren over de economie?

Slide 2 - Tekstslide

Hoe kan ik deze auto het best betalen?

A
Kopen met gespaard geld
B
Geld lenen bij de bank

Slide 3 - Quizvraag

Een tijdje geleden was dit product super duur. Waarom?
A
Er waren er maar heel weinig van
B
Iedereen wil dit product hebben, daarom is het duur

Slide 4 - Quizvraag

Een appel kost 0.53 cent. Je betaald met de pin. Hoeveel wordt er van je bankrekening afgeschreven?

A
0,53 cent
B
0, 55 cent

Slide 5 - Quizvraag

Betekenis economie
Economie gaat over de behoefte van mensen wat ze nodig hebben. De keuzes die zij maken om in die behoefte te voorzien.

Slide 6 - Tekstslide

Leerdoelen

Slide 7 - Tekstslide

Begrippen
Basisbehoefte
Wat je nodig hebt om als basis om te leven
Overige behoefte
Dingen die je leven leuker of makkelijker maken
Goederen
Producten die je kunt zien en beetpakken.
Diensten
Iemand voorziet in jouw behoefte door iets voor jou te doen
Consumeren 
Goederen of diensten kopen om in je behoeften te voorzien.
Zelfvoorzienend 
Zelf iets maken waarmee je in je eigen behoeften kunt voorzien

Slide 8 - Tekstslide

Maakwerk
Maak vraag 1 t/m 16
Let op: lees de teksten tussen de vragen goed door.
Klaar ? Haal een nakijkblad op. 

Slide 9 - Tekstslide

Leerdoelen

Slide 10 - Tekstslide

1.2
Waarom koop je dat?

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Begrippen: herhaling 1.1
Basisbehoefte
Wat je nodig hebt om als basis om te leven
Overige behoefte
Dingen die je leven leuker of makkelijker maken
Goederen
Producten die je kunt zien en beetpakken.
Diensten
Iemand voorziet in jouw behoefte door iets voor jou te doen
Consumeren 
Goederen of diensten kopen om in je behoeften te voorzien.
Zelfvoorzienend 
Zelf iets maken waarmee je in je eigen behoeften kunt voorzien

Slide 13 - Tekstslide

Begrippen: herhaling 1.2
Budget
Het geld waarover je kunt beschikken.
Sociale beïnvloeding
De invloed van andere mensen op wat je koopt.
Commerciële beïnvloeding
De invloed van winkeliers en fabrikanten op wat je koopt
Reclame
Fabrikanten en winkeliers trekken je aandacht voor een bepaald product

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Proefberekening
De Dubaireep kost 13,50.
Op de Dubaireep krijg nu 20% korting. Wat kost de reep dan?
Stap 1: maak van de vraag een Som..............
Stap 2: vul de formule in........


Slide 17 - Tekstslide

Maak nu vraag 20 t/m 32
Klaar? laat je opdrachten aan mij zien
Dan mag je nakijken

Slide 18 - Tekstslide

Proefberekening
De Dubaireep kost 13,50.
Op de Dubaireep krijg nu 20% korting. Hoeveel korting krijg je?
Stap 1: maak van de vraag een Som..20% van 13,50
Stap 2: vul de formule in
20:100 x 13,50= 2,7

De reep kost nu........



Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

1.3
Sta je sterk als consument?

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Begrippen: herhaling 1.2
Budget
Het geld waarover je kunt beschikken.
Sociale beïnvloeding
De invloed van andere mensen op wat je koopt.
Commerciële beïnvloeding
De invloed van winkeliers en fabrikanten op wat je koopt
Reclame
Fabrikanten en winkeliers trekken je aandacht voor een bepaald product

Slide 23 - Tekstslide

Rekenen: herhaling korting

Slide 24 - Tekstslide

Rekenen: herhaling korting
Een stoel bij de IKEA kost 55 euro. Je krijgt 15% kassakorting. 

Bereken de korting en de nieuwe prijs.

Stap 1
Stap 2
Prijs

Slide 25 - Tekstslide

Rekenen: herhaling korting
Een stoel bij de IKEA kost 55 euro. Je krijgt 15% kassakorting. 

Bereken de korting en de nieuwe prijs.

Stap 1
15% van 55 = 
Stap 2
15 : 100 x 55 = 8,25
Prijs
55 - 8,25 = 46,75

Slide 26 - Tekstslide

Begrippen 1.3
Consumentenorganisaties
Organisaties die de consument steunen

NVWA
De Nederlandse voedsel en waren autoriteit 
Vergelijkend waren onderzoek
Test waarin producten van verschillende merken met elkaar
Garantie
De zekerheid dat een winkelier een product in orde maakt
als daarmee binnen een bepaalde tijd iets mis is
Deugdelijk product
Een product dat bij normaal gebruik een redelijke tijd meegaat

Slide 27 - Tekstslide

Maakwerk
bladzijde 20
Opdracht 36 t/m 49
Klaar?
Laat je werk aan mij zien en vraag het nakijkboek.

Slide 28 - Tekstslide

Hoe berekenen je het gemiddelde cijfer?
                                                                       
                                                                         \
 Rapport Juff Carolien
Nederlands: 4.1
Wiskunde: 7.4
Engels: 6.3
Geschiedenis: 9.9
Aardrijkskunde: 5.8
Biologie: 5.4
Economie: 6.8
NASK: 5.7
Koken: 6
Techniek: 7
Gym: 7
Techniek: 6
Tekenen: 7.3

Slide 29 - Tekstslide

Berekenen het gemiddelde
                                                                       Wat is het gemiddelde cijfer?

                                                                      Mag Juff Carolien naar 3B?

 Rapport Juff Carolien
Nederlands: 4.1
Wiskunde: 7.4
Engels: 6.3
Geschiedenis: 9.9
Aardrijkskunde: 5.8
Biologie: 5.4
Economie: 6.8
NASK: 5.7
Koken: 6
Techniek: 7
Gym: 7
Techniek: 6
Tekenen: 7.3

Slide 30 - Tekstslide

Herhaling 1.3
Is vraag 41, 42 en 43 af?
en nagekeken?
Ja: Top!
Nee: je gaat die nu maken

Slide 31 - Tekstslide

Herhaling:Begrippen 1.3
Consumentenorganisaties
Organisaties die de consument steunen

NVWA
De Nederlandse voedsel en waren autoriteit 
Vergelijkend waren onderzoek
Test waarin producten van verschillende merken met elkaar
Garantie
De zekerheid dat een winkelier een product in orde maakt
als daarmee binnen een bepaalde tijd iets mis is
Deugdelijk product
Een product dat bij normaal gebruik een redelijke tijd meegaat

Slide 32 - Tekstslide

1.4
Kom je uit met geld?

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Begrippen
Inkomen
Al het geld dat je als persoon of als gezin ontvangt.
Soorten inkomen
Mensen kunnen een inkomen hebben in de vorm van: loon (salaris), winst een uitkering
Begroting
Een overzicht van je verwachte inkomsten en verwachte uitgaven voor de komende periode
Vaste lasten
Uitgaven die je met een vaste regelmaat moet betalen

Huishoudelijke uitgaven
Dagelijkse uitgave
Incidentele uitgaven
Meestal grotere uitgave die je af en toe doet

Slide 35 - Tekstslide

Een begroting maken
Overzicht: inkomen - uitgaven
Bedrag van week/maand/jaar berekenen

Slide 36 - Tekstslide

1.4
1. 
Start op pagina 26
Je maakt opdracht 52 t/m 65
Klaar?
Dan ga je nakijken. 
2. Start op pagina 34
Maak de samenvatting
Klaar?
Dan ga je nakijken.







Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide

Pak je agenda
Maandag 9 september: oefenentoets H1 en herhalingsopdrachten
Donderdag 12 september: Proefwerk H1

Slide 39 - Tekstslide

Start op pagina 40: maak de herhalingsopdrachten. LET op KADER niet!
Klaar kijk de opdrachten na en verbeter je antwoorden!
Start op pagina 38: maak de oefentoets
Klaar kijk de opdrachten na en verbeter je antwoorden!

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Tekstslide