In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Welcome to the English classroom!
Slide 1 - Tekstslide
What are we going to do today?
What have you learned last lesson?
Today's goal
Grammar If/When
Grammar 'Voorzetsels'
Slide 2 - Tekstslide
What have you learned last lesson?
Slide 3 - Open vraag
Today's goal
Today's goal is that you know how and when to use 'if/when' and the 'prepositions'.
Slide 4 - Tekstslide
Wat betekent 'if'?
Slide 5 - Open vraag
Wat betekent 'when'?
Slide 6 - Open vraag
If/When
If betekent als of indien. Je gebruikt if als het onzeker is of iets gaat gebeuren. bv. If I pass my driver's license, I will buy a car.
When betekent als of wanneer. Je gebruikt when als het zeker is dat iets gaat gebeuren. bv. When you come to visit our grandmother at Christmas, I will see you there.
Slide 7 - Tekstslide
(if/when) it rains tomorrow, we can't have a picnic.
A
If
B
When
Slide 8 - Quizvraag
I'm going to London. I'll phone you (if/when) I get back.
A
if
B
when
Slide 9 - Quizvraag
My parents will buy me a car (if/when) I turn eighteen.
A
if
B
when
Slide 10 - Quizvraag
If / When that computer doesn't work, I will return it to the shop.