Going to and Will

Going to and Will
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 13 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Going to and Will

Slide 1 - Tekstslide

Agenda
Grammar: To be going to and will
Grammar training
Something fun?

The goal: at the end of the lesson you know the difference between going to and will, and you can make a sentence with both.

Slide 2 - Tekstslide

TO BE GOING TO
Wanneer?
Om aan te geven wat iemand van plan is of wat zeker zal gebeuren.
Hoe?
to be (am/is/are) + going to + hele ww
Voorbeeld?
I am going to visit my friends this weekend.

Slide 3 - Tekstslide

To be going to: Bevestigend
to be + going to + hele werkwoord
I am going to miss the bus
We are going to miss the bus
You are going to miss the bus
You are going to miss the bus
He / She is going to miss the bus
They are going to miss the bus

Slide 4 - Tekstslide

Negative
Onderwerp + am/is/are + NOT + going to + hele ww + rest van de zin

John is not going to fail his test because he studied hard!

Slide 5 - Tekstslide

Questions
am/is/are + onderwerp + going to + hele ww + rest van de zin

Is John going to fail his test because he didn't study?

Slide 6 - Tekstslide

Let op!
Als je hoofd werkwoord "go" is, dan moet je het woord go twee keer gebruiken.

I am going to go to a festival this summer.

I am going to a festival.

Slide 7 - Tekstslide

Let op (again)
GONNA is spreektaal. Dit mag je NIET op je toets schrijven. 

Slide 8 - Tekstslide

Voorbeelden
Iemand doet een voorspelling op basis van bewijs:

Look at those dark clouds! It's going to rain!

Watch out! That stack of books is going to fall!

Slide 9 - Tekstslide

Voorbeelden
Iemand iets van plan is / een beslissing maakt en dat al vaststaat of eerder is afgesproken:

Alex told me you two are going on holiday.

Yes, we are going to invite our dearest friends to come with us.

Slide 10 - Tekstslide

future tenses: Will
Future with will :

  • We use future with will  when we're talking about
    promises or predictions.

  • Will + infinitive 
I will pass my test.



Slide 11 - Tekstslide

WILL + HELE WERKWOORD / WILL + NOT = WON'T
Je gebruikt deze vorm bij voorspellingen (nog niet zeker) of als je iets spontaan doet wat niet gepland is.

+ The sun will shine tomorrow.
- The sun won't shine tomorrow.
? Will Jack wait for you tomorrow?

Slide 12 - Tekstslide

Shall
SHALL + HELE WERKWOORD / SHALL + NOT = SHAN'T
Dit is een vorm die minder vaak gebruikt wordt. Deze vorm wordt gebruikt bij vraagzinnen met I & We.

? Shall I help you with these bags?
? Shall we meet tomorrow morning?
- I shall not go to this meeting.

Slide 13 - Tekstslide