Examentraining Nederlands schrijven les 6 zelfstandig

Laatste voorbereiding schrijfexamen 3F
M.Pots
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Laatste voorbereiding schrijfexamen 3F
M.Pots

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Inhoud van de les
Deze les Examentraining Schrijven 3F (ter afronding van periode 3) bestaat uit zowel theorie, open als gesloten vragen
 

Aan het einde weet je of;
* je begrijpt hoe het examen Nederlands schrijven 3F wordt beoordeeld;
* je de behandelde theorie begrijpt; 
* je de behandelde lesstof ook zelf kunt toepassen.

Veel succes! 

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het examen schrijven 3F wordt in de toetsweek afgenomen.
Maandag 24 maart om 10.00 uur

Door wie wordt dit examen beoordeeld?
A
Je eigen docent Nederlands en een tweede corrector
B
Je mentor
C
Een docent Nederlands van een andere leslocatie
D
Door iemand van buitenaf (bijvoorbeeld een andere instantie of school).

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij het beoordelen van je examen wordt er eerst gekeken naar de 'precondities'.
Welk van onderstaande punten is géén preconditie?
A
Je opdrachten zijn Nederlands geschreven.
B
Je opdrachten zijn voldoende leesbaar.
C
Minimaal 60% van de gevraagde inhoud is gerealiseerd.
D
Minimaal 80% van de gevraagde inhoud is gerealiseerd.

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Je examen schrijven wordt beoordeeld aan de hand van zes aspecten.

Welke aspecten zijn dit?
A
Afstemming op doel Afstemming op publiek
B
Leesbaarheid Spelling, interpunctie en grammatica
C
Samenhang Woordenschat en woordgebruik
D
Antwoord A, B en C zijn allemaal correct.

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Tips vooraf....
  • Zorg ervoor dat alles wat inhoudelijk vermeld dient te worden, er ook daadwerkelijk in staat. 
  • Maak geen lange blokken tekst, maar gebruik af en toe witregels of tussenkopjes.
  • Gebruik geen woorden waarbij je twijfelt hoe je die moet schrijven. 
  • Schrijf geen lange, ingewikkelde zinnen.
  • Gebruik een schrijfplan
  • Schrijf snel alles op zonder kritisch te zijn. Pas als het schrijfproduct af is, ga je rustig kijken, zin voor zin, of alles erin staat.
  • Check spelling, interpunctie en lay-out.


Schrijf in het slot ALTIJD wat je verwacht!



Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Les 1 ging over het schrijven van een e-mail.

Welke indeling gebruik je voor het schrijven van een e-mail?
A
Aan: email adres, Aanhef, inleiding, kern, slot en slotgroet
B
Titel, inleiding, kern en slot
C
Adresseringen, plaats en datum, betreft, aanhef, inleiding, kern, slot en slotgroet
D
Aan: email adres, Onderwerp, Aanhef, inleiding, kern, slot en slotgroet

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Je hebt geen cijfer gekregen voor het vak Nederlands
Je stuurt je docent een e-mail.

Welke aanhef kies je bij het schrijven van deze zakelijke e-mail?
A
Hoi Mechteld,
B
Beste Mechteld,
C
Beste mevrouw Pots,
D
Geachte mevrouw Pots,

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Je hebt geen studiepunt gekregen voor het vak burgerschap.
Jij vindt dat je hier wel recht op hebt. Je stuurt je docent een e-mail.
Schrijf hiervoor een aanhef en korte inleiding.

Slide 9 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke slotgroet kies je bij het schrijven van deze zakelijke e-mail naar je docent burgerschap?
A
je voor- en achternaam
B
Groetjes, je voor- en achternaam
C
Zakelijke groet, je voor- en achternaam
D
Met vriendelijke groet, je voor- en achternaam

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Tips voor goede e-mail
  • Schrijf je formeel of informeel? Voor wie is de mail bedoeld? 
  • Bepaal wat het doel van je mail is. Houd het doel duidelijk voor ogen tijdens het schrijven.
  • Welke informatie moet per se in de mail komen? Zoek dat op in de examenopdracht en gebruik die informatie bij het maken van je eigen zinnen. 

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het controleren of je tekst volledig is doe je aan de hand van de 5W en 1H vragen.

Waar staan de 5W en 1H voor?
A
Wie, Wat, Wanneer, Waarom, Waardoor en Hoeveel
B
Wie, Wat, Waar, Wanneer, Waarom en Hoe
C
Wie, Welke, Wat, Wanneer, Waarom en Hoe

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Wat komt er in iedere INLEIDING van een tekst?
(Dus in alle tekstsoorten).
A
Waarom schrijf je?
B
Wie ben je?
C
Alle details die je wilt bespreken.
D
Wat hoop of verwacht je?

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Les 2 ging over het schrijven van een zakelijke brief.

De volgorde van een zakelijke brief:
A
adres ontvanger, adres afzender, aanhef, plaats en datum, betreft
B
adres ontvanger, adres afzender, betreft, aanhef, plaats en datum
C
adres afzender, plaats en datum, adres ontvanger, , betreft, aanhef
D
adres afzender, adres ontvanger, betreft, datum, aanhef

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Je bent op zoek naar een (nieuwe) baan in de Marketing. Op internet tref je een leuke vacature. Je bent meteen enthousiast en vult het formulier in.

Op het formulier word je gevraagd om minimaal drie argumenten te geven waarom jij geschikt bent voor deze baan.
Wat vul jij hier in? Maak een mooie alinea van jouw tekst.

Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf een creatieve beginzin van
een sollicitatiebrief

Slide 16 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Les 3 ging over samenhang en taalverzorging

Wat draagt bij aan de samenhang in een tekst?
A
de tekst indelen in alinea's
B
de tekst een duidelijke opbouw geven
C
gebruik van signaalwoorden
D
antwoorden A, B en C zijn juist

Slide 17 - Quizvraag

Bespreken indeling: Inleiding, kern & slot.
Structuur duidelijk maken in inleiding. Afbeelding moet helpen bij samenhang, decoratieve afbeelding is daarvoor meestal minder geschikt. 
Tips voor goede brief
  • Schrijf je formeel of informeel? Voor wie is de mail bedoeld? 
  • Bepaal wat het doel van je mail is. Houd het doel duidelijk voor ogen tijdens het schrijven.
  • Welke informatie moet per se in de mail komen? Zoek dat op in de examenopdracht en gebruik die informatie bij het maken van je eigen zinnen. 

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De brief schrijven
Een 'standaard' zakelijke brief
bestaat uit 11 onderdelen.

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor een voorwaarde?
A
En
B
Maar
C
Mits
D
Dus

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor reden?
A
ten eerste
B
daarom
C
bijvoorbeeld
D
maar

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vul in deze zin de interpunctie in.
Kunt u mij vertellen waar de snelweg is vroeg de automobilist

Slide 22 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Les 4 ging over het schrijven van een betoog.

Wat is een betoog?
A
Een tekst waarin informatie over een onderwerp wordt gegeven, zonder eigen mening
B
Een tekst waarin een onderwerp van uit verschillende meningen wordt bekeken.
C
Een tekst die bedoeld is om de lezer te overtuigen.. De mening van de schrijver is duidelijk terug te zien.
D
Een tekst die bedoeld is om te amuseren.

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de opbouw van een betoog?

Slide 24 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij het 3F examen geef je 3 argumenten en ook een tegenargument met weerlegging. Kijk nog even in je boek!

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat staat er in de inleiding van een betoog?

Slide 26 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat vind je in de kern van een betoog?

Slide 27 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Kenmerkend van een slot van een betoog.

Slide 28 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Mening geven
Mijn mening over ..... is dat.....
Ik heb een aantal argumenten voor mijn mening.
Ten eerste ...
Ten tweede...
Ten derde...
Sommige mensen zijn het niet met mij eens. Zij vinden bijvoorbeeld dat....
Hun argument is dat....
Ze hebben volgens mij ongelijk, want…
Wat ik vind is dus ….

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In les 5 ging het over het schrijven van een artikel.
Een artikel in een krant is een.....
A
Amuserende tekst
B
Betogende tekst
C
Informatieve tekst
D
Overtuigende tekst

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een artikel bestaat uit
A
inleiding, middenstuk, slot
B
Slot, titel, middenstuk
C
handtekening, inleiding, middenstuk, slot
D
Titel, inleiding, middenstuk,slot

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De tekst is een artikel.

Het belangrijkste doel van een artikel is meestal....
A
Amuseren
B
Informeren
C
Instructie geven
D
A, B en C zijn juist

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

beschouwen =
A
tillen
B
bekijken
C
overdenken
D
gebruiken

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In een beschouwende tekst....
A
worden aanwijzingen gegeven over hoe je iets moet doen
B
wordt de lezer overtuigd van een mening
C
wordt de lezer aangespoord iets te doen
D
wordt een onderwerp van verschillende kanten bekeken

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Heb je nog vragen?

Slide 35 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies