In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Opdrachten
2.1 en 2.2
Slide 1 - Tekstslide
Elize Elize Bakker is eigenaar van een theehuis. Samen met twee personeelsleden werkt zij zes dagen per week in het theehuis.
Van welke ondernemingsvorm is hier sprake?
A
commanditaire vennootschap
B
eenmanszaak
C
maatschap
D
vennootschap onder firma
Slide 2 - Quizvraag
Beschrijf de drie functies van het eigen vermogen.
Slide 3 - Open vraag
Wat is een voordeel van het runnen van een eenmanszaak ten opzichte van een bv? Maak de zin af.
Als je bedrijf veel winst maakt…
Slide 4 - Open vraag
Wat is een nadeel van het runnen van een eenmanszaak ten opzichte van een bv? Maak de zin af.
Als je bedrijf verlies maakt…
Slide 5 - Open vraag
Zet de voor- en nadelen van een eenmanszaak ten opzichte van een vof uiteen in de tabel. Noem minimaal twee voor- en nadelen.
Slide 6 - Open vraag
Maak de uitleg compleet. Vul het ontbrekende begrip in.
...wil zeggen dat de ondernemer aansprakelijk is met zijn zakelijke vermogen en zijn privévermogen.
Slide 7 - Open vraag
Van een onderneming zijn de volgende gegevens per 31 december bekend:
eigen vermogen per 1 januari € 370.000 resultaat € 36.000 winst privéstorting € 20.000 privéopname € 40.000 Bereken het eigen vermogen op 31 december.
Slide 8 - Open vraag
Van een onderneming zijn de volgende gegevens per 31 december bekend:
resultaat € 36.000 winst privéstorting € 15.000 privéopname € 55.000 eigen vermogen per 31 december € 280.000 Bereken het eigen vermogen op 1 januari
A
365.000
B
267.000
C
284.000
D
174.000
Slide 9 - Quizvraag
Peter Rood en Leo Zwart besluiten om op 1 januari een vof op te richten. In de oprichtingsakte wordt opgenomen dat Peter voor € 300.000 zal deelnemen en Leo voor € 250.000. Beide firmanten storten ieder op 2 januari € 150.000 op de bankrekening bij de Rabobank. Stel de balans per 2 januari op voor de vof.
Slide 10 - Open vraag
Slide 11 - Tekstslide
Maak vraag 8 in je boek, deze wordt klassikaal behandeld