Vakvaardigheden

VWO 4
Vakvaardigheden
Lesdoelen:
In deze les leer je:
- wat de vakvaardigheden zijn en hoe je deze moet toepassen.

Gebruik blz. 190 t/m 199 handboek
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

VWO 4
Vakvaardigheden
Lesdoelen:
In deze les leer je:
- wat de vakvaardigheden zijn en hoe je deze moet toepassen.

Gebruik blz. 190 t/m 199 handboek

Slide 1 - Tekstslide

VWO 4
Vakvaardigheden
Gereedschap om een vak uit te oefenen:

Chirurg – scalpel
Timmerman – hamer
Hovenier – ??
Historicus ----------?

Historici vertellen verhalen over het verleden maar…
We kunnen niet terug in de tijd om mensen vragen te stellen
Historici baseren hun verhalen op bronnen


Slide 2 - Tekstslide

VWO 4
Vakvaardigheden
Historische vaardigheden zijn nodig om het verleden te kunnen interpreteren
A. Vragen stellen 
B. Bronnen beoordelen
C. Ordenen 
D. Continuïteit / verandering
E. Oorzaken 
F. Gevolgen
G. Motieven
H. Interpreteren 
I. Objectief weergeven 
J. beeldbronnen beoordelen     

Slide 3 - Tekstslide

VWO 4
Vakvaardigheden
A. vragen stellen:
Om het verleden te kunnen onderzoeken, moeten we vragen formuleren.

Beschrijvende vragen =
                wie, wat, waar, wanneer, welke, hoe…
Verklarende vragen =
                waarom…

Hoe kwam het dat?
Beschrijvend of verklarend?


Slide 4 - Tekstslide

VWO 4
Vakvaardigheden
Hypothese opstellen.
= vermoedelijk antwoord, de conclusie die jij verwacht en dat er uit het onderzoek zal komen.

- hoof en deelvragen opstellen.


Slide 5 - Tekstslide

VWO 4
Vakvaardigheden
B. bronnen:
Informatie over het verleden halen we uit bronnen. Maar die bronnen
zijn niet speciaal voor historici gemaakt om er later een verhaal
mee te vertellen.
Vier soorten bronnen:
- Geschreven 
- Ongeschreven 
- Primair = een primaire bron wordt ook wel een oorspronkelijke bron genoemd, en hierin wordt bijvoorbeeld een originele, empirische studie beschreven.
- Secundair = een secundaire bron is een bron over een bron, bijvoorbeeld een literatuuronderzoek over die originele empirische studie.


Slide 6 - Tekstslide

VWO 4
Vakvaardigheden
Is de bron bruikbaar?
Bruikbaarheid hangt af van …
- Wat je wil weten, je (onderzoeks) vraag
- Representativiteit
- Betrouwbaarheid ------------>

- Geeft de bron de WAARHEID weer??
- Van belang; wat is  de STANDPLAATSGEBONDENHEID van de maker?




Slide 7 - Tekstslide

VWO 4
Vakvaardigheden
Vier vragen over maker:
-Wie?
-Wanneer?
- Hoe komt hij aan de informatie?
- Waarom?

Inhoud bron:
- Voor- en nadelen
- Eigen twijfel van de maker
- Verhouding feiten / mening

Slide 8 - Tekstslide


Slide 9 - Open vraag

VWO 4
Vakvaardigheden
Representativiteit:

Voor hoeveel gevallen geldt de bron?
- Uniek 
- Veel 
- Generiek  

Slide 10 - Tekstslide


Slide 11 - Open vraag

VWO 4
Vakvaardigheden
C. ordenen:
in:
- Categorie 

- Periode/ tijdvak

- Maatschappijtype

- Mate van voorkomen

- Soorten ontwikkeling
POLITIEK = alles met het bestuur
SOCIAAL = maatschappelijk
ECONOMISCH = welvaart
CULTUREEL = leefwijze
PREHISTORIE = …
HISTORIE = …
OUDHEID
MIDDELEEUWEN
VROEG MODERNE GS
MODERNE GS

PRE-AGRARISCH =…( jagers-verzamelaars)
AGRARISCH = …
AGRARISCH-URBAAN =…
INDUSTRIEEL = …
INFORMATIE = …

MODERNE GS

IN MATE VAN VOORKOMEN:
     GENERIEK
     UNIEK

IN SOORTEN ONTWIKKELING:
LANGZAAM – SNEL
GELEIDELIJK – SCHOKKEND
OPPERVLAKKIG – INGRIJPEND
VERSLECHTERING – VERBETERING
VERANDERING – CONTINUÏTEIT

 1 T/ M 5 ALLEMAAL AFHANKELIJK VAN:
ONDERZOEKSVRAAG
STANDPLAATSGEBONDENHEID

Slide 12 - Tekstslide

VWO 4
Vakvaardigheden
Oorzaak = achtergrond, reden waarom

Aanleiding = laatste … oorzaak,
                      oorzaak die direct
                      (onmiddellijk) tot reactie leidt

Slide 13 - Tekstslide

VWO 4
Vakvaardigheden
D. Continuïteit en verandering:

Continuïteit betekent dat iets hetzelfde blijft.
Verandering betekent dat iets verandert. Deze veranderingen kunnen op verschillende manieren plaatsvinden: soms gaan ze snel, soms langzaam, en ze kunnen groot of klein zijn. Een snelle verandering gebeurt binnen een korte periode

Slide 14 - Tekstslide


Slide 15 - Open vraag

VWO 4
Vakvaardigheden
E: oorzaak:

Oorzaak = achtergrond, reden waarom
- Direct / indirect 
- Aanleiding = laatste … oorzaak,
                      oorzaak die direct
                      (onmiddellijk) tot reactie leidt


Slide 16 - Tekstslide

VWO 4
Vakvaardigheden
F:Gevolgen:

Soorten gevolgen:
 - bedoeld
 - onbedoeld
 - korte termijn
 - lange termijn
 Of een gevolg b,o,k,of l. is
   = weer afhankelijk van …


Slide 17 - Tekstslide

VWO 4
Vakvaardigheden
G Motief:

- Persoonlijke beweegreden
- Maatschappelijke beweegreden
- Combi van 1. en 2.

Slide 18 - Tekstslide


Slide 19 - Open vraag

VWO 4
Vakvaardigheden
H: interpreteren (begrijpen)

Geschiedenis 3 betekenissen:
- Feiten uit het verleden – wat is er gebeurd?
- Het verhaal van de feiten, een historie
- Onderzoek naar de feiten, de wetenschap

Onderscheiden van feit en mening: wat is objectief gebeurd wat is subjectief? Iemand neemt een subjectief standpunt in als hij uitgaat van zijn gevoel. Een objectief standpunt is alleen gebaseerd op feiten. 


Slide 20 - Tekstslide

VWO 4
Vakvaardigheden
I  objectief weergeven:
1. Onderscheiden van feit en mening wat is objectief gebeurd wat is subjectief, hangt af van je eigen uitleg = interpretatie

2. Ook het verhaal dat je van de feiten maakt is subjectief, door je eigen standplaatsgebondenheid

3. Het vak geschiedenis
feiten in het verleden onderzoeken en er een verhaal van maken kan dus nooit helemaal objectief zijn
WAAROM?


     WAAROM??

Slide 21 - Tekstslide

VWO 4
Vakvaardigheden
Waarom?
Je antwoord bevat in ieder geval de volgende begrippen:
Standplaatsgebondenheid = je kunt mensen in het verleden begrijpen door rekening te houden met factoren die hun denken en doen bepaalden, zoals economische, politieke, sociale en culturele omstandigheden.

Metafoor = is een vorm van beeldspraak, waarbij er sprake is van een impliciete (onuitgesproken) vergelijking. Bijv. 'het is hier een zwijnenstal''.
Of termen zoals zon, koude oorlog etc.

Anachronisme =  de handeling om iets te lokaliseren op een tijdstip waarop het niet kan hebben bestaan ​​of plaatsgevonden.

Slide 22 - Tekstslide

VWO 4
Vakvaardigheden
Altijd het Stappenplan:

A = wie/wat zie ik op de prent zelf?
B= welke tijd - periode - tijdsgeest?
C = wat weet ik nog meer?
D = 1. wat wil maker?
     2. wat zegt prent over tijd, waarin het is
   gemaakt?

Slide 23 - Tekstslide


Slide 24 - Open vraag