Les 3 en les 4 - 1.2 Westerse Wereld

Westerse wereldrijken
1.2
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmboLeerjaar 2

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Westerse wereldrijken
1.2

Slide 1 - Tekstslide

Lesplanning

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
Je kunt uitleggen wat imperialisme is
Je kunt uitleggen wat de oorzaken van imperialisme zijn
Aan het einde van deze paragraaf kun je beschrijven hoe de industrialisatie in Nederland verliep.
Aan het einde van deze paragraaf weet je wat door de industrialisatie veranderde in de verhouding tussen werkgevers en werknemers.

Slide 3 - Tekstslide

Onder welke werkomstandigheden werkten de werknemers tijdens de industriële revolutie??

Slide 4 - Open vraag

Waarom lieten werkgevers hun werknemers onder deze omstandigheden werken?
A
Het kon niet anders
B
Dat leverde de werkgevers meer geld op
C
Dat leverde de werknemers meer geld op
D
Het maakt de werknemers toch niks uit

Slide 5 - Quizvraag

Welke twee oorzaken zorgde in Nederland voor de industriële revolutie?
A
Koning Willem I werd koning en hij liet spoorlijnen en bruggen bouwen
B
Koning Willem I werd koning en hij nam de stoommachine mee uit Engeland
C
Er werden bruggen en spoorlijnen gebouwd en de handel met Engeland werd heel belangrijk
D
De stoommachine kwam uit Engeland en de handel met Engeland werd heel belangrijk

Slide 6 - Quizvraag

Wat veranderde er tijdens de industrialisatie tussen werkgevers en werknemers?
A
Werknemers gingen in dienst bij een baas en werden goed behandeld
B
Iedereen bleef werken in zijn eigen ambacht
C
Werknemers gingen in dienst bij een baas en werden slecht behandeld
D
Werkgevers én werknemers werden rijk

Slide 7 - Quizvraag

Werktijd
STAP 1
STAP 2
KLAAR ?
Je gaat de opdrachten 7, 8, 9, 10, 11 van paragraaf 1.1 maken. 

  • Je werkt zelfstandig aan de opdrachten
  • Overleggen mag, dat doe je zachtjes.
  • Heb je een vraag aan de docent? Steek dan jouw vinger op.
  • Mocht je opdrachten niet af hebben, dan maak je die thuis af
Ben je klaar met de opdrachten?

1. Werk je in je boek? Dan vraag je een nakijkblad. Je kijkt na met een rode of groene pen. Verbeter foute antwoorden.

2. Werk je digitaal? Of heb je je boek nagekeken? Bespreek je werk dan met de docent.
timer
1:00
Bedenk wat je zou kunnen doen. Overleg met de docent of je dit mag gaan doen.

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Waardoor groeide de industrie?

Slide 10 - Woordweb

Waar was er meer vraag naar?

Slide 11 - Woordweb

Suriname hoorde vroeger bij Nederland. Was Suriname dan een kolonie van Nederland?
A
Ja
B
Nee

Slide 12 - Quizvraag

De provincie Utrecht hoort ook bij Nederland. Is dat dan ook een kolonie?
A
Ja
B
Nee

Slide 13 - Quizvraag

Waar haalden Nederland grondstoffen vandaan?

Slide 14 - Woordweb

Slide 15 - Tekstslide

Imperialisme
Imperialisme = Europese landen veroverden meer macht in Azië en Afrika na 1870 waardoor grote koloniale rijken ontstonden

Europeanisering = verspreiding van de Europese cultuur, talen, geloof en gebruiken

Slide 16 - Tekstslide

2

Slide 17 - Video

Geroofde kunst uit voormalige koloniën moet worden teruggegeven
ja
nee

Slide 18 - Poll

Werktijd
STAP 1
STAP 2
KLAAR ?
Je gaat de opdrachten 7, 8, 9, 10, 11 van paragraaf 1.1 maken en opdracht 1, 2, 3 van paragraaf 1.2

  • Je werkt zelfstandig aan de opdrachten
  • Overleggen mag, dat doe je zachtjes.
  • Heb je een vraag aan de docent? Steek dan jouw vinger op.
  • Mocht je opdrachten niet af hebben, dan maak je die thuis af
Ben je klaar met de opdrachten?

1. Werk je in je boek? Dan vraag je een nakijkblad. Je kijkt na met een rode of groene pen. Verbeter foute antwoorden.

2. Werk je digitaal? Of heb je je boek nagekeken? Bespreek je werk dan met de docent.
timer
1:00
Bedenk wat je zou kunnen doen. Overleg met de docent of je dit mag gaan doen.

Slide 19 - Tekstslide

Hoe heet het veroveren van gebieden door een ander land, meestal om er handel mee te drijven?
A
imperialisme
B
industriële revolutie
C
kolonialisme
D
urbanisatie

Slide 20 - Quizvraag

Hoe heet het veroveren van gebieden in Azië en Afrika door Europese landen, meestal om die gebieden te gaan besturen?
A
imperialisme
B
industriële revolutie
C
kolonialisme
D
urbanisatie

Slide 21 - Quizvraag

BEGINTAAK:
Wat is imperialisme?

Slide 22 - Woordweb

Westerse wereldrijken
1.2

Slide 23 - Tekstslide

Lesplanning

Slide 24 - Tekstslide

Leerdoelen
Je kunt uitleggen wat imperialisme is
Je kunt uitleggen wat de oorzaken van imperialisme zijn
Je kunt uitleggen wat de gevolgen waren van imperialisme in Afrika en Azië
Hoe breidde Nederland zijn koloniale rijk uit?

Slide 25 - Tekstslide

Wat weet je nog over het
imperialisme in Afrika?

Slide 26 - Woordweb

Imperialisme in Afrika
Europese landen vochten om de verdeling van Afrika. 

Oplossing: zelf grenzen tekenen.

Welke landen hadden het meeste gebied in Afrika?

Slide 27 - Tekstslide

Imperialisme in Azië
Japan had zelf industrie, dus kon landen veroveren.
 
Europa had ook veel invloed in China.

 Waar was Nederland de baas?

Slide 28 - Tekstslide

Overleg over de verdeling van China

Slide 29 - Tekstslide

Nederlandse wereldrijk
Koninkrijk der Nederlanden.

Welke landen?


Nederland, België, Nederlands-Indië, Suriname en Nederlandse Antillen.

Slide 30 - Tekstslide

https://schooltv.nl/video-item/de-voc-in-indie

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

🏵
🌴
🌴
🌴
🕳
🌴
🕳
🛢
🛢
🛢
Koffie
☕️
⚽️
🌴
🍚
🍚
🍚
🍚
🖇
🖇
🚬
🌴
🚬
Goud
🏵
🌴
🛢
🌴
🌴
☕️
🛢
🌴
🍭
🏵
🏵
☕️
Palmolie
🌴
Tabak
🚬
Aardolie
🛢
Suikerriet
🍭
Kolen
🕳
Rubber
⚽️
Rijst
🍚
Tin
🖇
Thee
🍵
🍵
🍵

Slide 33 - Tekstslide

Discussie
In verschillende koloniën gebruikten Nederlanders slaven. 
Uiteindelijk is de slavernij afgeschaft.

Stelling: het is belangrijk om ook in de huidige tijd stil te staan bij de slavernij

Bedenk één argument voor en schrijf dat op een geeltje
Bedenk één argument tegen en schrijf dat op een roodje

Slide 34 - Tekstslide

Begrippen
  • Natie = volk, groep mensen die zich met elkaar verbonden voelt
  • Nationalisme = politieke overtuiging waarbij mensen heen trots zijn op hun land
  • Abolitionisten = mensen die de mensenhandel en slavernij willen afschaffen
 


Slide 35 - Tekstslide

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd

Slide 36 - Open vraag

Stel 1 vraag over iets dat je deze les nog niet zo goed hebt begrepen

Slide 37 - Open vraag

Huiswerk
Digitaal maken:
Paragraaf 1.2 
Opdracht 1 t/m 6, 8, 9, 10



Leren:
Paragraaf 1.1, 1.2

Slide 38 - Tekstslide