HV2T-Ne Leesvaardigheid 18 verbindingswoorden deel 2 (extra oefenen)

Welkom hv2t-ma 7/10/2024
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom hv2t-ma 7/10/2024

Slide 1 - Tekstslide

Programma
  1. Check havo of vwo
  2. 10 minuten lezen
  3. Check; vragen over proeftoets 'Als je puber te laat naar bed gaat'.
  4. Afmaken extra oefening functie-en signaalwoorden
  5. Spel met functie-en signaalwoorden
  6. Afsluiting en vooruitblik


Slide 2 - Tekstslide

10 minuten lezen

Slide 3 - Tekstslide

Herhaling Leesvaardigheid 17-18
Doel: Je herkent de opbouw van een tekst met behulp van functiewoorden (die kondigen de functie/doel van een alinea/tekstdeel aan) én verbindingswoorden=signaalwoorden die het verband tussen de zinnen aangeven.

Zie de theorie op blz 70 (functiewoorden) en blz 74 (verbindingswoorden)

Slide 4 - Tekstslide

Les programma Herhaling leesvaardigheid
1. Bespreken vragen over oefentoets 'als je puber te laat naar bed gaat
2. zelf extra opdrachten maken m.b.t. functie-en signaalwoorden
3. check havo-vwo
4. spel met functie-en signaalwoorden

Slide 5 - Tekstslide

maken
Oefening 1; op het blaadje zelf

Oefening 2: Wat een lawaai, in je schrift

Oefening 3; Alleen als er tijd over is

Slide 6 - Tekstslide

functiewoorden
  • Een functiewoord kondigt de functie van een tekstdeel of alinea aan en staan letterlijk in de tekst.

Functiewoorden staan vaak aan het begin van de alinea, voorbeelden van functiewoorden zijn: Aanleiding, voorbeeld, afweging, anekdote, argument, constatering, definitie, gevolg, nuancering, oplossing, problemen, conclusie en verklaring.
Oplossing en conclusie vind je vaak in de laatste alinea van een tekst.

Slide 7 - Tekstslide

Verbindingswoorden
  • Verbindingswoorden laten zien hoe de zinnen van één alinea met elkaar samenhangen. 
  • Verbindingswoorden helpen om het verband tussen de zinnen of deelzinnen aan te geven. 
  • Een ander woord voor verbindingswoord is signaalwoord
  • Als je de signaalwoorden uit een tekst weglaat, is een tekst lastiger te begrijpen. 

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Afsluiting en vooruitblik
Volgende les: Vrijdag 11 oktober
                                   Toets Leesvaardigheid
Tekstdoelen; leren blz 10,  check leerdoel blz 13
Functiewoorden, leren  blz 70, check leerdoel blz 73
Verbindingswoorden,  blz 74, check  leerdoel blz 77
  • Neem je leesboek en een pen mee


Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Wat is een ander woord voor verbindingswoord?

Slide 12 - Open vraag

Huiswerk, blz 75
1. Functiewoorden geven het verband aan tussen alinea’s en grotere tekstdelen.
Verbindingswoorden geven het verband aan tussen zinnen binnen een alinea en kleinere tekstdelen.

Slide 13 - Tekstslide

Huiswerk, blz 75
4. a    In deze zin wordt gezegd dat er een manier is gevonden om muggen te lokken en te doden waardoor mensen niet gestoken hoeven te worden. Op hetzelfde moment worden wereldwijd mensen door muggen gestoken. Het woord ‘terwijl’ is hier een verbinding van tijd.

    b    In deze zin wordt gezegd dat Erwin ’s avonds zijn huiswerk maakt. Aan de andere kant wordt ook gezegd dat zijn moeder wil dat dit overdag gebeurt. Het woord ‘terwijl’ geeft hier de tegenstelling aan tussen het gedrag van Erwin en de wens van zijn moeder.

 

Slide 14 - Tekstslide

Huiswerk, blz 75
5. Bijvoorbeeld:
    -    Voorwaarde: Als je geen wekker zet, word je nooit op tijd wakker morgen.
    -    Voorbeeld: Ik hou echt niet van groentes als spinazie en andijvie.

 

Slide 15 - Tekstslide

Wat is het verbindingswoord in deze zin?

Als ik lees, voel ik me ontspannen.

Slide 16 - Open vraag

Van welk verband is hier sprake?

Als ik lees, voel ik me ontspannen.

Slide 17 - Open vraag

Wat is het verbindingswoord in deze zin?

Dat gebeurt met name als ik echt geboeid ben door het verhaal.

Slide 18 - Open vraag

Van welk verband is hier sprake?

Dat gebeurt met name als ik echt geboeid ben door het verhaal.

Slide 19 - Open vraag

Wat is het verbindingswoord in deze zin?

Omdat ik me dan beter concentreer.

Slide 20 - Open vraag

Van welk verband is hier sprake?

Omdat ik me dan beter concentreer.

Slide 21 - Open vraag

Wat is het verbindingswoord in deze zin?

Daardoor pak ik na school meteen mijn boek.

Slide 22 - Open vraag

Van welk verband is hier sprake?

Daardoor pak ik na school meteen mijn boek.

Slide 23 - Open vraag

Wat is het verbindingswoord in deze zin?

Hoewel tv kijken heerlijk is.

Slide 24 - Open vraag

Van welk verband is hier sprake?

Hoewel tv kijken heerlijk is.

Slide 25 - Open vraag

Wat is het verbindingswoord in deze zin?

Zo lees ik momenteel Het gouden ei van Tim Krabbé.

Slide 26 - Open vraag

Van welk verband is hier sprake?

Zo lees ik momenteel Het gouden ei van Tim Krabbé.

Slide 27 - Open vraag

Wat is het verbindingswoord in deze zin?

Ik heb dus de perfecte pauze ontdekt.

Slide 28 - Open vraag

Van welk verband is hier sprake?

Ik heb dus de perfecte pauze ontdekt.

Slide 29 - Open vraag

Noteer de verbindingswoorden/
signaalwoord uit de mop.

Slide 30 - Open vraag

Opdracht 8 nakijken
a Iemand van vijftig die vroeger is gepest is er zowel fysiek als psychisch slechter aan toe dan een vijftiger die niet is gepest. 
De gepesten hadden grotere kans op depressie, angststoornissen en suïcidale gedachtes. 
Daarnaast zijn ze vaker laagopgeleid, hebben ze een lager salaris en zijn ze vaker werkloos. 
Gepeste mannen hadden bovendien een kleinere kans op een relatie.

b Vijftien procent van de kinderen werd en wordt regelmatig gepest.

c Mensen die regelmatig worden gepest hebben kans op depressies, angststoornissen en suïcidale gedachtes, en ze zijn doorgaans minder tevreden met hun leven.

Slide 31 - Tekstslide

Opdracht 8 nakijken
d De ‘andere factoren’ uit de titel gaat over de andere mogelijke oorzaken die ervoor zouden kunnen zorgen dat het met de gepeste personen minder goed ging.

e Louise Arseneault vindt dat dat idee moet worden losgelaten omdat pesten op lange termijn grote negatieve effecten heeft op kinderen.

f Eigen antwoord

Slide 32 - Tekstslide

Opdracht 9 nakijken
  1. dat blijkt uit – reden, oorzaak, gevolg (inleiding)
  2. bijvoorbeeld – voorbeeld (alinea 1)
  3. en – opsomming (alinea 1)
  4. vervolgens – opsomming (alinea 2 het onderzoek)
  5. zowel … als – opsomming  (alinea 3 de effecten) 
  6. bovendien – opsomming  (alinea 3 de effecten) 
  7. en – opsomming  (alinea 3 de effecten) 
  8. in vergelijking met – vergelijking  (alinea 3 de effecten) 
  9. ook – opsomming (alinea 3 de effecten) 
  10. nadat – tijd (alinea 4 andere factoren)
  11. denk aan – voorbeeld (alinea 4 andere factoren)
  12. maar – tegenstelling (alinea 4 andere factoren)
  13. dus – conclusie (alinea 4 andere factoren)

Slide 33 - Tekstslide

Huiswerkopdrachten nakijken
  •  Klaar met nakijken van opdr 8 en 9 op pagina 76-77 van je boek.? Heb je vragen over de antwoorden, steek dan je vinger op voor extra uitleg. Snap je alles, start dan met onderstaande opdracht! Maak deze in een worddocument, vergeet niet je naam erboven te zetten.
  • Stel jezelf aan mij voor alsof je een nieuwe leerling bent. Vertel hoe je heet, uit welk gezin je komt (broers, zusjes), wat je hobby's zijn en of je het leuk vindt op school. Geef aan en leg uit wat je lievelingsvak is en je stomste/moeilijkste of vervelendste vak.  Geef aan wat je van het vak Nederlands vindt en wat jij nodig hebt om dit vak met plezier te doen én veel te leren.
    Schrijf minimaal 15 zinnen, maak gebruik in je tekst minimaal twee functiewoorden en acht verbindingswoorden. Onderstreep de functiewoorden en de verbindingswoorden,  kies een andere kleur voor de functiewoorden, dan voor de verbindingswoorden.

Slide 34 - Tekstslide