KG - Leervragen HZ4O21VIP

Leervragen HZ4O21VIP
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 29 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Leervragen HZ4O21VIP

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zenuwstelsel

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zenuwstelsel
Het zenuwstelsel bestaat uit het centrale zenuwstelsel (de hersenen en het ruggenmerg) en het perifere zenuwstelsel (de zenuwen buiten de hersenen en het ruggenmerg).

Het perifere zenuwstelsel bestaat uit twee delen: het somatische zenuwstelsel en het autonome zenuwstelsel. 

Het autonome zenuwstelsel bestaat uit twee delen: het sympatische en het parasympatische zenuwstelsel. 

Slide 3 - Tekstslide

Het perifere zenuwstelsel bestaat uit meer dan 100 miljard zenuwcellen die als draden door het gehele lichaam lopen. De zenuwen van het somatische zenuwstelsel verbinden de hersenen en het ruggenmerg met spieren die bewust worden aangestuurd (willekeurige spieren of skeletspieren) en met sensibele receptoren in de huid. Het autonome zenuwstelsel verbindt de hersenstam en het ruggenmerg met de inwendige organen en reguleert inwendige lichaamsprocessen die geen bewustzijn vereisen. Voorbeelden hiervan zijn de frequentie waarmee het hart samentrekt, de bloeddruk en de ademhalingsfrequentie. 

Het sympatische en het parasympatische zenuwstelsel werken samen, waarbij het ene meestal de werking van de inwendige organen activeert en het andere de werking afremt. De belangrijkste functie van het sympatische zenuwstelsel is de voorbereiding van het lichaam op een veeleisende situatie of een noodsituatie, ofwel een fight-or-flight-situatie. De belangrijkste functie van het parasympatische zenuwstelsel is de voorbereiding van het lichaam op normale situaties. Het sympatische deel vergoogt bijvoorbeeld de hartslag, bloed en ademhalingsfrequentie, terwijl het parasympatische deel deze juist verlaagt.
Zenuwcel

Slide 4 - Tekstslide

Een zenuwcel (neuron) bestaat uit een groot cellichaam en zenuwvezels: één langgerekte uitloper (axon) voor het verzenden van impulsen en meestal veel vertakkingen (dendrieten) om impulsen te ontvangen. Elk groot axon wordt in de hersenen en het ruggenmerg omgeven door oligodendrocyten en in het perifere zenuwstelsel door cellen van Schwann. De membranen van deze cellen bestaan uit een vet (lipoproteïne), myeline genaamd. De membranen zitten strak rond het axon, waardoor een schede bestaande uit meerdere lagen ontstaat. Deze myelineschede lijkt op de isolatie van een elektriciteitsdraad. Zenuwimpulsen bewegen zich veel sneller door zenuwen met een myelineschede. Als de myelineschede van een zenuw beschadigd raakt, vertraagt of stopt de zenuwgeleiding.
Multiple sclerose

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Multiple sclerose
Een aandoening waarbij stukjes myeline en onderliggende zenuwen in de hersenen en het ruggenmerg worden beschadigd of vernietigd.

De term 'multiple sclerose' duidt op de vele (multiple) plaatsen waar verharding (sclerose) als gevolg van demyelinisatie van zenuwen optreedt.

Slide 6 - Tekstslide

De meeste zenuwen binnen en buiten de hersenen zijn omgeven door vele uit een vet (myeline) opgebouwde weefsellagen. Myeline zorgt dat elektrische impulsen met grote snelheid langs de zenuwvezels worden geleid. Wanneer deze beschadigd is, vindt geen normale impulsgeleiding plaats. 

Bij volwassenen kan myeline beschadigd raken door een CVA, ontsteking, immunologische aandoeningen, stofwisselingsziekten en voedingsdeficiënties (tekort aan bv vitamine B12) --> demyelinisatie. Wanneer deze ernstig beschadigd is kan de onderliggende zenuw afsterven.
Oorzaken MS
Onbekend!
Waarschijnlijk is dat een besmetting met een virus (mgl herpes- of rotavirus) of een ander onbekend antigeen op een of andere manier een reactie opwekt tegen lichaamseigen weefsels (auto-immuunreactie).
Mogelijk een erfelijke component: 5% heeft een broer of zus met MS en 15% heeft een naast familielid. 
Mogelijk omgevingsfactoren: de kans op MS wordt beïnvloed door de plaats waar men de eerste 15 levensjaren doorbrengt.

Slide 7 - Tekstslide

De auto-immuunreactie veroorzaakt ontsteking, vernietiging van myeline en beschadiging van de myeline en de onderliggende zenuwvezel. 

Omgevingsfactoren: 1 op de 2000 mensen die opgroeien in een gematigd klimaat tegenover 1 op 10.000 mensen die opgroeien in een tropisch klimaat. MS komt vrijwel niet voor bij mensen die rond de evenaar opgroeien.
Symptomen MS
Lopen sterk uiteein, zowel van persoon tot persoon als per periode bij dezelfde persoon, afhankelijk van welke zenuwvezels zijn gedemyeliniseerd. 

Sensorische symptomen: demyelinisatie van zenuwvezels die zintuigelijke informatie verwerken.
Motorische symptomen: demyelinisatie van zenuwvezels die signalen naar de spieren geleiden.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Symptomen MS (patronen)
Relapsing-remitting patroon: excacerbaties worden afgewisseld door remissies. 
Primaire progressieve patroon: de ziekte wordt geleidelijk erger zonder remissies.
Secundaire progressieve patroon: begint  met afwisselende exacerbaties en remissies, gevolgd door geleidelijke verergering.
Progressive relapsing patroon: de ziekte wordt geleidelijk erger, maar wordt onderbroken door plotselinge exacerbaties.

Slide 9 - Tekstslide

Een remissie kan maanden tot jaren aanhouden. Een exacerbatie kan spontaan optreden of door een infectie of griep. Ook hoge temperaturen kunnen exacerbaties opwekken of symptomen verergeren. 

Mensen met MS hebben beschadigingen (plaques) aan hun zenuwen waar de demyelinisatie zit. Dit vertraagt de werking van de zenuwen. Hitte vertraagt op zijn beurt de signaal overdracht op de gedemyeliniseerde plaatsen. 
Symptomen MS
Sensiebel
Motorisch
Psychisch / neurologisch
Abnormale gewaarwordingen
Visusstoornissen
Moeilijk een orgasme kunnen bereiken, gevoelloosheid van de vagina en impotentie
Duizeligheid of vertigo
Spierzwakte of onhandigheid
Problemen met lopen of het evenwicht bewaren
Tremor
Ongecoördineerde oogbewegingen
Problemen met blaas- en darmcontrole
Obstipatie
Stijfheid, onzekere gang, abnormale vermoeidheid
Stemmingswisselingen
Ongepaste opgetogenheid of wispelturigheid
Depressie
Onvermogen om de emoties te beheersen
Subtiele of duidelijke achteruitgang in de geestelijke vermogens 

Slide 10 - Tekstslide

Abnormale gewaarwording zoals gevoelloosheid, tintelingen, pijn, branderig gevoel en jeuk.

Visusstoornissen waaronder dubbelzien, gedeeltelijke blindheid en pijn in één oog, onduidelijk of wazig zien en verlies van het centrale gezichtsvermogen.

Onvermogen om emoties te beheersen (bv zonder reden huilen of lachen).
Amytrofe laterale sclerose

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Amytrofe laterale sclerose
Een progressieve neuromusculaire aandoening, die leidt tot het onvoldoende of niet functioneren van de spieren.

De term amyotrofe betekent “verlies van het spierweefsel” (myo=spier) en  sclerose betekent verharding.

Slide 12 - Tekstslide

Bij ALS is er sprake van een progressieve degeneratie van de motorische zenuwen in het ruggenmerg of de hersenen, met als gevolg spierzwakte die verlamming kan verergeren. 

Als spieren niet normaal door de motorische zenuwen worden aangestuurd, kunnen spieren verzwakken, slinken en geheel verlamd raken, ook al zijn de spieren zelf niet de oorzaak van het probleem.


Oorzaken ALS 
Onbekend!
Ongeveer 10% van de patiënten met een aandoening van de motorische zenuwen, zoals ALS, heeft een erfelijke vorm en heeft dus ook familieleden met deze aandoening. 

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Symptomen ALS
Begint vaak met spierzwakte in de handen en minder vaak in de voeten.
De zwakte kan zich aan één kant van het lichaam sneller ontwikkelen en breidt zich doorgaans uit langs een arm of been.
Spasticiteit ontwikkelt zich, de spieren spannen zich en beginnen te trillen.
Verzwakking van de keelspieren kan optreden (moeilijk spreken en slikken).
Uiteindelijk kunnen de ademhalingsspieren betrokken raken.

Slide 14 - Tekstslide

De snelheid waarmee ALS verslechtert, varieert. Ongeveer 50% van de patiënten met ALS overlijdt binnen 3 jaar na de eerste symptomen, 10% overleeft 10 jaar of langer en een enkeling is na 30 jaar nog in leven. 
Cerebrovasculair accident

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Cerebrovasculair accident
Een CVA of beroerte is een stoornis waarbij een afsluiting of scheur in de slagaders naar de hersenen optreedt en waardoor hersenweefsel afsterft.

De stoornis wordt cerebrovasculair accident genoemd, omdat de hersenen (cerebro-) en de bloedvaten (vasculair) worden aangetast.

Slide 16 - Tekstslide

Er bestaan twee typen CVA: ischemisch of niet-bloedig CVA (herseninfarct) en hemorragisch of bloedig CVA (hersenbloeding). Ongeveer 80% is ischemisch en is het gevolg van een afsluiting van een slagader. Door deze afsluiting van de bloedtoevoer krijgen de hersenen onvoldoende zuurstof en glucose. Ongeveer 20% is hemorragisch, hierbij treedt een bloeding op in of rond de hersenen. Bij dit type CVA scheurt een bloedvat, waardoor de  normale bloedstroom wordt verstoord en het bloed in het hersenweefsel lekt. Bloed dat rechtstreeks in contact komt met hersenweefsel irriteert het weefsel en kan littenkweefsel veroorzaken.
Transient ischemic attack

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Transient ischemic attack
Eenn tijdelijke verstoring van de hersenfunctie als gevolg van een tijdelijke afsluiting van de bloedtoevoer naar de hersenen. Doordat de bloedtoevoer snel wordt hersteld, sterft het hersenweefsel niet af zoals bij een CVA. 

TIA's kunnen een waarschuwingssignaal zijn voor een dreigend herseninfacrt. Ongeveer eenderde van degenen die ten minste één TIA hebben gehad, krijgt een herseninfarct. 

Slide 18 - Tekstslide

De helft van deze herseninfarcten doet zich binnen 1 jaar na de TIA voor. Mensen die een TIA hebben doorgemaakt, hebben een minstens 10 maal zo hoog risico van een herseninfarct dan andere mensen. Als een TIA wordt herkend en de oorzaak wordt vastgesteld, kan dit een herseninfarct helpen voorkomen. 

De meeste TIA's treden op wanneer een trombus loslaat uit het hart of van de slagaderwand en wordt meegevoerd met de bloedstroom om vervolgens in een slagader naar de hersenen vast te lopen. Artherosclerose veroorzaakt bij ongeveer 5% van de mensen terugkerende TIA's. 
Oorzaken CVA en TIA
Zijn hetzelfde!
Artherosclerose 
Hoge bloeddruk
Diabetes
Roken
Maar ook: antistollingsmiddelen, cocaïne/amfetaminen, aneurysma's, bloedvatafwijkingen en vaatontsteking.

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Preventie CVA en TIA
Het is beter om een CVA te voorkomen dan te  behandelen!

De belangrijkste preventieve maatregelen bestaan uit het onder controle houden van de belangrijkste risicofactoren.

Slide 20 - Tekstslide

Hoge bloeddruk en diabetes moeten worden behandeld. De cholesterolspiegel moet worden bepaald en indien nodig worden verlaagd om het risico van atherosclerose te verkleinen. Andere aanbevelingen zijn onder meer stoppen met roken, geen amfetamine of cocaïne gebruiken, het alcoholgebruik matigen, regelmatig bewegen en afvallen in geval van overgewicht. 
Ademhalingsstelsel

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Regulatie van de ademhaling
Ademhalen gaat gewoonlijk automatisch en wordt buiten het bewustzijn om geregeld vanuit het ademhalingscentrum in het onderste deel van de hersenen. 

Verhoogde koolstofdioxideconcentratie: prikkel om dieper en sneller te ademhalen.
Verlaagde koolstofdioxideconcentratie: prikkel om minder snel en diep te ademhalen.

Slide 22 - Tekstslide

Kleine zintuigen (chemosensoren) in de hersenen, de aorta en de halsslagaders controleren het bloed en registreren wanneer de zuurstofconcentratie te laag of de koolstofdioxideconcentratie te hoog is. 
Regulatie van de ademhaling
Inademing: een actief proces, de ademhalingsarbeid wordt verricht door het middenrif, de tussenribspieren, de halsspieren en de buikspieren.

Uitademing: een passief proces, de energie die in de elasticiteit van de longen en de borstwand zit opgeslagen, kan worden gebruikt om lucht de longen uit te drijven. 


Slide 23 - Tekstslide

Het middenrif is de belangrijkste spier die bij inademing wordt gebruikt. Wanneer het middenrif samentrekt, wordt de borstholte langer en breder, waardoor de longen uitzetten. De tussenribspieren helpen de borstkas te bewegen en ondersteunen zodoende de ademhaling. 
In rust hoeven de ademhalingsspieren niet gebruikt te worden bij de uitademing. Tijdens zware inspanning echter speelt een aantal spieren een rol bij de uitademing, daarvan zijn de buikspieren het belangrijkst. Deze spieren trekken zich samen, zodat de druk in de buikholte toeneemt. Hierdoor wordt het ontspannen middenrif tegen de longen gedrukt, waardoor lucht uit de longen wordt geperst. 
Gasuitwisseling

De primaire functie van het ademhalingsstelsel is de uitwisseling van zuurstof en kooldioxide. 

Slide 24 - Tekstslide

De ingeademde zuurstof komt in de longen terecht en bereikt de longblaasjes. De wanden van de longblaasjes zijn elk slecht één cel dik en liggen zeer dicht tegen elkaar aan. Zuurstof passeert snel deze lucht-bloed barrière en komt in het bloed in de haarvaten terecht. Op dezelfde manier komt kooldioxide uit het bloed in de longblaasjes terecht en wordt vervolgens uitgeademd.
Gasuitwisseling
Er zijn drie processen van essentieel belang bij het overbrengen van zuurstof uit de buitenlucht naar het bloed dat door de longen stroomt: 
ventilatie, diffusie en perfusie.

Slide 25 - Tekstslide

Ventilatie: het proces waarbij lucht de longen in- en uitstroomt.
Diffusie: de spontane verplaatsing van gassen (er komt geen energie of lichamelijke inspanning aan te pas) tussen de longblaasjes en het bloed in de haarvaten.
Perfusie: de activiteit waarbij het cardiovasculaire systeem bloed door de longen pompt. 
Chronic obstructive pulmonary disease

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Chronic obstructive pulmonary disease
Chronische obstructieve longziekte is een blijvende obstructie van de luchtwegen die bij emfyseem, chronische bronchitis of de combinatie van beide aandoeningen voorkomt.

Emfyseem tast de longblaasjes aan en bij chronische bronchitis ontstaan ontstekingsverschijnselen in de bronchioli met als gevolg dat het gladde spierweefsel verkrampt en het slijm de luchtwegen blokkeert.

Slide 27 - Tekstslide

Emfyseem tast de longblaasjes aan en veroorzaakt een blijvende vergroting van een aanzienlijk deel van de alveoli en beschadiging van de wand van de longblaasjes. Bij emfyseem zijn de wanden van de longblaasjes beschadigd, waardoor de bronchioli hun aanhechting verliezen en inklappen en de luchtstroom permanent geblokkeerd is.

Chronische bronchitis wordt gekenmerkt door het ophoesten van sputum. Bij chronische bronchitis zijn de klieren in de wand van de luchtwegen vergroot, waardoor ze meer slijm afgeven. Er ontstaan ontstekingsverschijnselen in de bronchioli met als gevolg dat het gladde spierweefsel verkrampt en het slijm de luchtwegen blokkeert. 

Het gevolg van de luchtstroomobstructie is dat de patiënt meer moeite heeft met ademhalen. Door de obstructie blijft er lucht in de longen achter, zodat de longen na elke uitademing steeds meer lucht bevatten. Het aantal haarvaatjes in de wand van de longblaasjes neemt af. Door deze afwijking wordt de zuurstof- en koolstofdioxide-uitwisseling verstoord. 

In het beginstadium van COPD neemt de O2-concentratie van het bloed af, terwijl de CO2-concentratie normaal blijft. In een later stadium stijgt de CO2-concentratie en daalt de O2-concentratie nog verder. 
Prognose COPD
De prognose voor patiënten met een lichte vorm van COPD is gunstig en niet veel slechter dan voor rokers zonder COPD. Bij een matige tot ernstige luchtwegobstructie wordt de prognose steeds slechter. 

Ongeveer 30% van de patiënten met ernstige luchtwegobstructie overlijdt binnen een jaar en 95% overlijdt binnen 10 jaar. 

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies