Leçon 4: Les nombres

• Frans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

Leçon 4:  Les nombres

Qu'est-ce qu'on va faire aujourd'hui?

- We herhalen kort om jezelf voorstellen en het werkwoord être

- Je leert de getallen van 0 tot 20

Faire des phrases avec être

Maak 6 zinnen met alle vormen van het werkwoord être

Kies een persoon:                                     Kies een woord

- Je                                                   une star, sympathique, calme, genial/géniale

- Tu                                                   triste, sérieux/sérieuse, joli/jolie, à Hilversum

- Il                                                     au collège, dans la classe, à la maison, à Loenen

- Elle                                               à Loosdrecht, à Paris

-On

Vertaal je gemaakte zinnen naar het Nederlands

0

être

=

  zijn

Sleep de juiste vorm van être naar het bijbehorende persoonlijk voornaamwoord

il/elle/on

tu

je/j'

suis

es

est

Vocabulaire

Open de woordenlijst in SOM.

Samen uitspraak oefenen + hoe leer je woordjes?

 Les nombres

un (1)

 deux (2) 

trois (3) 

quatre (4) 

cinq (5) 

six (6)

sept (7) 

huit (8) 

neuf (9) 

dix (10) 

onze (11) 

douze (12) 

treize (13) 

quatorze (14) 

quinze (15) 

seize (16) 

dix-sept (17) 

dix-huit (18)

 dix-neuf (19) 

vingt (20)

Wat ga je doen?

Maken: slide 10 tot en met 19

Klaar? Leren woordjes 1 tot en met 20, + getallen tot en met 20

Activité 1:

Maak de memory: volgende dia

https:

Activité 2:

Sleep: volgende dia

https:

Activité 3:

Luister naar de cijfers en combineer: volgende dia

https:

Tu as quel âge?

J'ai douze ans!

Elle a quel âge ?

1. Elle a cinq ans
2. Elle a six ans
3. Elle a six ans
4. Elle a huit ans

Il a quel âge?

Hoe oud zijn de kinderen met de taart geworden?

Sleep het juiste getal naar de juiste taart!

Treize

Quatorze

Dix

Onze

On va jouer bingo!