oefenen toets y2

Vertalen
woordjes NE - EN en EN - NE
1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Vertalen
woordjes NE - EN en EN - NE

Slide 1 - Tekstslide

Vertaal het volgende woord van het Engels naar het Nederlands:
cool down

Slide 2 - Open vraag

Vertaal het volgende woord van het Engels naar het Nederlands:
showcase

Slide 3 - Open vraag

Vertaal het volgende woord van het Engels naar het Nederlands:
portable

Slide 4 - Open vraag

Vertaal het volgende woord van het Engels naar het Nederlands:
wireless

Slide 5 - Open vraag

Vertaal het volgende woord van het Engels naar het Nederlands:
furniture

Slide 6 - Open vraag

Vertaal het volgende woord van het Engels naar het Nederlands:
seasickness

Slide 7 - Open vraag

Vertaal het volgende woord van het Engels naar het Nederlands:
item

Slide 8 - Open vraag

Vertaal het volgende woord van het Engels naar het Nederlands:
design

Slide 9 - Open vraag

Vertaal het volgende woord van het Engels naar het Nederlands:
require

Slide 10 - Open vraag

Vertaal het volgende woord van het Engels naar het Nederlands:
previous

Slide 11 - Open vraag

Geef de juiste vertaling van het Nederlandse woord:
This view is _________________ (magisch).

Slide 12 - Open vraag

Geef de juiste vertaling van het Nederlandse woord:
Hi, I'm Jennifer. Jenno's my _________________ (bijnaam).

Slide 13 - Open vraag

Geef de juiste vertaling van het Nederlandse woord:
The news will _________________ (zich verspreiden) fast.

Slide 14 - Open vraag

Geef de juiste vertaling van het Nederlandse woord:
Will they _________________ (in staat zijn om) win the race?

Slide 15 - Open vraag

Geef de juiste vertaling van het Nederlandse woord:
When is your _________________ (geboortedatum)?

Slide 16 - Open vraag

Geef de juiste vertaling van het Nederlandse woord:
_________________ (Uiteindelijk) they scored the winning goal.

Slide 17 - Open vraag

Geef de juiste vertaling van het Nederlandse woord:
Do you know the fairy tale of the _________________ (lelijk) duckling?

Slide 18 - Open vraag

Geef de juiste vertaling van het Nederlandse woord:
We've found a huge _________________ (hoeveelheid) medieval coins in our garden.

Slide 19 - Open vraag

Geef de juiste vertaling van het Nederlandse woord:
My aunt works at a fashion _________________ (beurs).

Slide 20 - Open vraag

Geef de juiste vertaling van het Nederlandse woord:
Are you jealous? No, _________________ (helemaal niet).

Slide 21 - Open vraag

Past continuous vs past simple
sleep de juiste werkwoordsvorm naar de juiste plek in de zin.
kies steeds tussen de past continuous en de past simple.
Denk goed na wat al langer bezig was  = past continuous

Slide 22 - Tekstslide

George  ........ (fall) off the ladder while he ..... (paint) the ceiling.
Past continuous vs past simple
Sleep de juiste vorm naar de juiste plek in de zin.
fell
was falling
was painting
painted

Slide 23 - Sleepvraag

Last night I..... (read) in the bed when I suddenly ..... (hear) a scream.
Past continuous vs past simple
Sleep de juiste vorm naar de juiste plek in de zin.
read
was reading
heard
was hearing

Slide 24 - Sleepvraag

.... you ..... (you watch) TV when I ..... (call) you?
Past continuous vs past simple
Sleep de juiste vorm naar de juiste plek in de zin.
Did ... watch)
were .... watching
called
was calling

Slide 25 - Sleepvraag


 Ann ..... (wait) for me when I ..... (arrive).
Past continuous vs past simple
Sleep de juiste vorm naar de juiste plek in de zin.
waited
was waiting
arrived
was arriving

Slide 26 - Sleepvraag


 I ..... (not drive) very fast when the accident ..... (happen).
Past continuous vs past simple
Sleep de juiste vorm naar de juiste plek in de zin.
did not drive
was not driving
happened
was happening

Slide 27 - Sleepvraag


I ..... (break) a plate last night. 

I ..... (wash) the dishes when it ..... (slip) out of my hand.
Past continuous vs past simple
Sleep de juiste vorm naar de juiste plek in de zin.
broke
was breaking
washed
was washing
slipped
was slipping

Slide 28 - Sleepvraag


Tom ..... (take) some photos when I ..... (play) in the garden.
Past continuous vs past simple
Sleep de juiste vorm naar de juiste plek in de zin.
took
was taking
played
was playing

Slide 29 - Sleepvraag


We .....  (see) an accident when we .....  (wait) for the bus.
Past continuous vs past simple
Sleep de juiste vorm naar de juiste plek in de zin.
saw
were seeing
waited
were waiting

Slide 30 - Sleepvraag


The cell phone .....  (ring) when I .....  (take) a shower.
Past continuous vs past simple
Sleep de juiste vorm naar de juiste plek in de zin.
rang
was ringing
took
was taking

Slide 31 - Sleepvraag

Vertalen
vertaal een paar Stones van Stone 8.
NE - EN

Slide 32 - Tekstslide

Vertaal de volgende Stone:

Was je heel enthousiast?

Slide 33 - Open vraag

Vertaal de volgende Stone:
Hoe voelde je je toen je de berg aan het beklimmen was?

Slide 34 - Open vraag

Vertaal de volgende Stone:
Ik was een beetje teleurgesteld.

Slide 35 - Open vraag

Vertaal de volgende Stone:
Ik was erg verrast door mijn resultaten.

Slide 36 - Open vraag

bijwoord van frequentie

Slide 37 - Tekstslide

welke is juist?
Our teacher, Mrs Jones,
(never / be) late for lessons.
A
never is
B
is never

Slide 38 - Quizvraag

welke is juist?
I (often / clean) my bedroom at the weekend.
A
often clean
B
clean often

Slide 39 - Quizvraag

welke is juist?
My brother (hardly ever / help) me with my homework.
A
hardly ever helps
B
help hardly ever
C
hardly helps ever
D
ever helps hardly

Slide 40 - Quizvraag

welke is juist?
We (rarely / watch) football on TV.
A
rarely watch
B
watch rarely

Slide 41 - Quizvraag

welke is juist?
You (usually / be) at the sports centre on Sunday

A
usually are
B
are usually

Slide 42 - Quizvraag

welke is juist?
You and Tony (never / play) computer games with me.

A
never play
B
play never

Slide 43 - Quizvraag

welke is juist?
The school bus (always / arrive) at half past eight.

A
always arrives
B
arrives always

Slide 44 - Quizvraag