Week 24 Ne 3K H6 grammatica & spelling: aan elkaar of los / Schrijven zonder fouten

Lesdoel Nederlands
Na deze les :
-  kun je bepalen of je woorden los of aan elkaar moet schrijven.
- heb je geoefend met foutloos schrijven


1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Lesdoel Nederlands
Na deze les :
-  kun je bepalen of je woorden los of aan elkaar moet schrijven.
- heb je geoefend met foutloos schrijven


Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide



Week 22
 Mevrouw Ori

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

0

Slide 9 - Video

Aan elkaar of los?

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Wat gaat hier mis? Vul het antwoord in op het volgende scherm. Leg ook uit wat hier (door de spelfout) nu eigenlijk staat

Slide 12 - Tekstslide

Wat gaat hier mis? Vul het antwoord in op het volgende scherm. Leg ook uit wat hier (door de spelfout) nu eigenlijk staat

Slide 13 - Tekstslide

Aan elkaar of los geschreven? 'Natuurlijk, wist zij er....van.'
A
er van
B
ervan

Slide 14 - Quizvraag

Aan elkaar of los?
A
bananen schil
B
bananenschil

Slide 15 - Quizvraag


Kies de juiste schrijfwijze

A
Twee krenten bollen
B
Tweekrentenbollen
C
Twee krentenbollen

Slide 16 - Quizvraag


Kies de juiste schrijfwijze

A
Noord Brabant
B
Noord-Brabant
C
Noordbrabant

Slide 17 - Quizvraag


Kies de juiste schrijfwijze

A
Af zuigkap
B
Afzuigkap
C
Afzuig kap

Slide 18 - Quizvraag


Kies de juiste schrijfwijze

A
Noord Brabant
B
Noord-Brabant
C
Noordbrabant

Slide 19 - Quizvraag


Kies de juiste schrijfwijze

A
buitenboordmotor
B
buiten boordmotor
C
buiten boord motor

Slide 20 - Quizvraag

Moet het onderstreepte deel wel of niet aan elkaar?

Met deze [hout snippers] kun je een mooi vuur maken

A
Wel aan elkaar
B
Niet aan elkaar

Slide 21 - Quizvraag

Moet het onderstreepte deel wel of niet aan elkaar?

Het [kleine kind] zeurde de hele tijd bij zijn vader.

A
Wel aan elkaar
B
Niet aan elkaar

Slide 22 - Quizvraag

Moet het onderstreepte deel wel of niet aan elkaar?

Meneer Sanders is heel trots op zijn [klein kind].

A
Wel aan elkaar
B
Niet aan elkaar

Slide 23 - Quizvraag

Schrijven zonder fouten
Een foutloze spelling is extra belangrijk bij het schrijven van teksten.

Slide 24 - Tekstslide

Zo zorg je voor zo min mogelijk fouten....
1 Maak je zinnen niet te lang en ingewikkeld!
2 Controleer je tekst op slordigheden.(hoofdletters, leestekens)
3 Controleer de werkwoorden met de regels voor de werkwoordspelling. (persoonsvormen en andere werkwoorden)
4 Laat iemand anders je tekst lezen!

Slide 25 - Tekstslide

In de onderstaande alinea zitten fouten. Noteer de zes foute woorden  en verbeter ze!
Ben jij ook zo nieuwschierig hoe je er over een paar jaaar uitziet? Kijk dan es in de speigel. Franse wetenschapers hebben een spiegel ontworpen dat laat zien hoe je er over vijf jaar        uit  ziet.

Slide 26 - Tekstslide

Noteer hier de zes foute woorden en verbeter ze.
1................ moet zijn...........
2.............moet zijn ........
3............moet zijn..........
4..........moet zijn.........
5 ...........moet zijn........
6...........moet zijn.........


7

Slide 27 - Tekstslide

Belang van foutloos schrijven
Orden onderstaande schrijfsituaties in hoeverre spelfouten in jouw ogen zijn toegestaan.
2 minuten

opdracht voor school, whatsappbericht naar je moeder/vader, whatsappbericht naar vriend(in), affiche voor een schoolfeest,
klachtenbrief naar een bedrijf, sollicitatiebrief, post op Snapchat, 
reactie op Instagram.

Slide 28 - Tekstslide

De medewerkers (berekenen) de totale kosten van de excursie vorige maand.

Slide 29 - Open vraag

Zij heeft haar paard heel erg (verwaarlozen).

Slide 30 - Open vraag

Misschien (worden) ik morgen geopereerd.

Slide 31 - Open vraag

Nadat de film was afgelopen, (haasten) Roos zich naar huis.

Slide 32 - Open vraag

Hij ... de klachten zonder medicijnen.

a: behandelt b: behandeld
A
behandelt
B
behandeld

Slide 33 - Quizvraag

Raad het woord: In een ap______k kun je medicijnen halen.

Slide 34 - Open vraag

Raad het woord: Met een t____m_ter kun je je temperatuur meten.

Slide 35 - Open vraag

Hoofdletter of kleine letter
Welke is juist?
Ik ga .... eindelijk weer voetballen.
A
Zondag
B
zondag

Slide 36 - Quizvraag

Welke woord is fout?
Ik rijd richting het Noorden in Noord-Holland vlakbij Amsterdam-Zuid
A
Noorden
B
Noord-Holland
C
Amsterdam-Zuid

Slide 37 - Quizvraag

Wat heb je deze les geleerd?

Slide 38 - Open vraag

Evaluatie
Schrijf je antwoorden op de volgende dia op

Slide 39 - Tekstslide

En nu voorbereiden voor het tentamen......

Slide 40 - Tekstslide

Einde van dit onderdeel
Tot de volgende keer!  Mevr. ori

Slide 41 - Tekstslide