H7 Formatieve evaluatie

1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 2

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Welke 3 invloeden zijn voor je eetgewoonte van belang?
A
Voorkeur eten, plek waar je woont, geloof
B
Voorkeur eten, plek waar je woont, ouders
C
Ouders, geloof, man of vrouw
D
Dik of dun, geloof, plek waar je woont

Slide 2 - Quizvraag

Voedingsstoffen zijn...
A
Bestanddelen van voedingsmiddelen
B
Alle bouwstoffen in voedingsmiddelen
C
Alle brandstoffen in voedingsmiddelen
D
Alle calorieën in voedingsmiddelen

Slide 3 - Quizvraag

Zijn koolhydraten voedingsmiddel of voedingsstof?

A
Voedingsmiddel
B
Voedingsstof

Slide 4 - Quizvraag

Is een boterham een voedingsmiddel of voedingsstof?

A
Voedingsmiddel
B
Voedingsstof

Slide 5 - Quizvraag

Waar zorgen de voedingsstoffen voor?
Energierijke stoffen
Bouwstoffen
Beschermende stoffen
Energie
Groeien
Beschermen tegen ziektes

Slide 6 - Sleepvraag

 Sleep de voedingsstoffen naar de juiste groepen:
Energierijke stoffen
Bouwstoffen
Beschermende stoffen
Suiker
Vetten
Vitaminen
Mineralen
Water
Eiwitten
Zetmeel
Koolhydraten
Mineralen
Vetten

Slide 7 - Sleepvraag

Wat is de functie van de schijf van vijf?
A
Het helpt je niet dik te worden
B
Het geeft aan hoe je gezond leeft
C
Het helpt je om gezond en gevarieerd te eten
D
Het maakt menu's om gezond te eten

Slide 8 - Quizvraag

Zet de voedingsmiddelen op de juiste voedingsstoffen.
Brandstoffen
Koolhydraten en vetten
Bouwstoffen
Eiwitten, vetten, water en mineralen
Beschermende stoffen
Vitaminen en mineralen

Slide 9 - Sleepvraag

Voedselbederf ontstaat door..........
A
Schimmels
B
Celdeling
C
Bacteriën
D
Schimmels en bacteriën

Slide 10 - Quizvraag

Wanneer is de kans op voedselbederf groter, in de zomer of in de winter?
A
Winter: micro-organismen delen zich sneller bij warm weer
B
Zomer: micro-organismen delen zich sneller bij koud weer
C
Zomer: micro-organismen delen zich sneller bij warm weer
D
Winter: micro-organismen delen zich sneller bij koud weer

Slide 11 - Quizvraag

In welke van deze 4 situaties verbruik je de meeste energie?
A
Je gaat op een warme dag op de fiets naar school
B
Je gaat op een koude dag op de fiets naar school
C
Je gaat op een warme dag met de bus naar school
D
Je gaat op een koude dag met de bus naar school

Slide 12 - Quizvraag

De taak van energierijke stoffen is:
A
Voor de groei
B
Om op temperatuur te blijven
C
Om warm te blijven en om te kunnen bewegen

Slide 13 - Quizvraag

Koolhydraten is een verzamelnaam voor:
A
Suikers en vetten
B
Suikers en zetmeel
C
Suikers, zetmeel en vetten

Slide 14 - Quizvraag

Welke stoffen zijn energierijke stoffen?
A
Suiker, zetmeel en vetten
B
Eiwitten en mineralen
C
Vitaminen en mineralen

Slide 15 - Quizvraag

Hoeveel Kj is 1 Kcal?
A
3,5 KJ
B
4,2 KJ
C
2,2 KJ
D
4,8 KJ

Slide 16 - Quizvraag

Reken om:
1000 cal = .... kcal
A
1
B
100
C
1000
D
0,001

Slide 17 - Quizvraag


Hoeveel kJ is 4 kcal?
A
34,1
B
1,05
C
16,8
D
0,96

Slide 18 - Quizvraag

De hoeveelheid energie die iemand nodig heeft is afhankelijk van?
A
Leeftijd, geslacht, voedselkeuze
B
Leeftijd, geslacht, lichaamsgrootte, lichamelijke inspanning

Slide 19 - Quizvraag

Hoe ontstaat overgewicht?
A
Door te weinig beweging
B
Door te veel beweging
C
Door een goede energiebalans
D
Door een verstoorde energiebalans

Slide 20 - Quizvraag

Wat kan je doen aan overgewicht?
A
Maaltijden overslaan
B
Ongezond eten
C
Bewegen/sporten
D
Bewegen, sporten en gezond eten

Slide 21 - Quizvraag

Welk mineraal maakt je tandglazuur sterker?
A
Ijzer
B
Fluor
C
Calcium
D
Fosfor

Slide 22 - Quizvraag

Wat is géén bouwstof?
A
Water
B
Eiwit
C
Koolhydraat
D
Vet

Slide 23 - Quizvraag

Waarvoor heeft je lichaam bouwstoffen nodig?



A
Voor het op peil houden van de lichaamstemperatuur
B
Voor groei, ontwikkeling en herstel
C
Voor het beschermen van het lichaam tegen ziekten
D
Voor het leveren van energie

Slide 24 - Quizvraag

Wat levert veel eiwitten?
A
Sla
B
Appels
C
IJzer
D
Vis

Slide 25 - Quizvraag

Beschermende stoffen zijn:
A
Eiwitten, mineralen, water, vetten
B
Vitaminen, mineralen
C
Koolhydraten, vetten
D
Vitaminen, vetten

Slide 26 - Quizvraag

Wat zijn voorbeelden van beschermende stoffen?
A
Vitamine B en eiwitten
B
Kalk en eiwitten
C
Vitamine C en ijzer

Slide 27 - Quizvraag

Waardoor ontstaan gebreksziekten?
A
Door een tekort aan brood
B
Als er eenzijdig gegeten wordt
C
Als je overgeeft nadat je heel veel hebt gegeten

Slide 28 - Quizvraag

Mensen met boulimia nervosa....
A
Eten te weinig
B
Eten te veel
C
Zijn mager
D
Denken dat zij te dik zijn

Slide 29 - Quizvraag

Waar begint de vertering?
A
In de mond
B
In de slokdarm
C
In de maag
D
In de darmen

Slide 30 - Quizvraag

In welke volgorde gaat voedsel door het verteringssysteem?
Stap 1
Stap 2
Stap 3
Stap 4
Stap 5
Stap 6
Stap 7
Stap 8
Maag
Mondholte
Slokdarm
Twaalfvingerige darm
Dunne darm
Dikke darm
Endel- darm
Anus

Slide 31 - Sleepvraag

Vertering is...
A
Je voedsel via je darmen je lichaam laten verlaten
B
Eten kleiner maken op de snijplank
C
Het kleiner maken van voedingsstoffen in je lichaam
D
Ik heb geen idee

Slide 32 - Quizvraag

Voedingsstof die direct in je bloed wordt opgenomen
Voedingsstof die eerst verteerd wordt voordat het in je bloed wordt opgenomen
Geen voedingsstof
Alle koolhydraten behalve glucose
Glucose
Vetten
Voedingsvezel
Mineralen
Eiwitten
Vitaminen
Water

Slide 33 - Sleepvraag

Verteringssappen bevatten enzymen. Wat zijn enzymen?
A
Voedingsstoffen
B
Slotjes voor sleutels
C
Stoffen die processen versnellen
D
Stofjes die het beste werken bij 37 graden

Slide 34 - Quizvraag

Wat is GEEN taak van de maag
A
Voedingsstoffen opnemen
B
Bacteriën doden
C
Voedingsstoffen verteren
D
Voedsel kneden

Slide 35 - Quizvraag

Gal wordt door de lever gemaakt en in de galblaas opgeslagen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 36 - Quizvraag

Door welk verteringssap of door welke verteringssappen worden vetten afgebroken?
A
Gal, alvleessap
B
Gal, alvleessap, dunne darmsap
C
Alvleessap
D
Gal, maagsap, dunne darmsap

Slide 37 - Quizvraag

Tussen welke 2 organen zit de
12-vingerige darm?
A
Tussen de mondholte en de maag
B
Tussen de maag en de dunne darm
C
Tussen de dunne darm en de dikke darm
D
Tussen de dikke darm en de endeldarm

Slide 38 - Quizvraag

Verteringssap
Voedingsstoffen die verteerd worden
Alleen zetmeel
Alleen eiwitten
Koolhydraten,
eiwitten en vetten
Koolhydraten
en eiwitten
Alvleessap
Darmsap
Maagsap
Speeksel

Slide 39 - Sleepvraag

Waar komt je eten direct NA de dunne darm?
A
Twaalfvingerige darm
B
Dikke darm
C
Endeldarm
D
Slokdarm

Slide 40 - Quizvraag

Soms als je ziek bent, heb je ook diarree. Wel orgaan doet zijn werk dan niet goed?
A
Maag
B
Dunne darm
C
Lever
D
Dikke darm

Slide 41 - Quizvraag