marketing 4-6

1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
economieVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 4

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Linda koopt een nieuwe auto. Hoe noemen we haar aankoop?
A
Convenience goods
B
Shopping goods
C
Speciality goods

Slide 22 - Quizvraag

Mark gaat naar de Albert Heijn om groente te kopen voor zijn moeder. Vlak bij de kassa ziet hij een bak met afgeprijsd zak snoep. Zonder erbij na te denken koopt hij de snoep.

Hoe noemen we de aankoop van snoep?
A
Dagelijkse gebruikartikel
B
Impulsartikel
C
Urgentieartikel

Slide 23 - Quizvraag

Autofabrikant Tesla wil niet dat andere dealers zijn auto aanbieden. De autofabrikant opent een dealer om zijn eigen merk auto's te verkopen.

Hoe noemen we deze soort distributie?
A
Intensieve distributie
B
Selectieve distributie
C
Exclusieve distributie

Slide 24 - Quizvraag

Winkelketen Action heeft een….
A
Kwaliteitsimago
B
Prijsimago

Slide 25 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van een psychologische prijs?
A
€ 16,50
B
€ 100,00
C
€ 97,79
D
€ 29,99

Slide 26 - Quizvraag

Wat is een ander woord voor bruto verkoopprijs?
A
Consumentenprijs
B
Verkoopprijs

Slide 27 - Quizvraag

"De positie van het artikel om aandacht te trekken.

Welk begrip omschrijven we hier?
A
brandpunt
B
eyecatcher

Slide 28 - Quizvraag

Massacommunicatie
Persoonlijke communicatie
Een gesprek tussen een werkgever en een werknemer.
Een nieuwswebsite.
Een omroepbericht in de trein.
Een televisiecommercial.

Slide 29 - Sleepvraag

Damian gaat onderzoeken of hij een schoonheidssalon speciaal voor mannen kan gaan openen.
Hij heeft alvast een hoofdvraag (onderzoeksvraag) en een deelvraag opgesteld:

I. Hoeveel schoonheidssalons voor mannen bestaan er in Nederland?
II. Is het geschikt om een schoonheidssalon voor mannen te openen?

Wat is de hoofdvraag en wat is de deelvraag?

Slide 30 - Open vraag

Wat is de juiste omschrijving van business marketing (b2b marketing)?
A
Bedrijven die producten zelfstandig controleren
B
Bedrijven die producten aan andere bedrijven verkopen
C
Bedrijven die producten aan consumenten verkopen
D
Bedrijven die producten laat controleren door anderen

Slide 31 - Quizvraag

Waarom is het voor het uitvoeren van marketingactiviteiten belangrijk om een grote doelgroep op te delen in verschillende kleinere doelgroepen?
A
De kans is dan groter dat de marketingactiviteiten succesvoller zijn.
B
Het bedrijf kan zijn verkopers dan beter vertellen wat ze moeten doen.
C
Omdat je te weinig personeel hebt.
D
Kleinere doelgroepen zijn altijd beter dan een grote doelgroep.

Slide 32 - Quizvraag

Een verkoper van een tassenwinkel heeft aan zijn 177 vaste klanten een vragenlijst gestuurd.

- 40 klanten geven aan zeer tevreden te zijn over de kwaliteit van de tassen
- 88 klanten geven aan tevreden te zijn over de kwaliteit van de tassen
- 49 klanten geven aan ontevreden te zijn over de kwaliteit van de tassen

Hoeveel procent van de klanten zijn zeer tevreden? Rond je antwoord af op twee decimalen.

Slide 33 - Open vraag

Bedrijven hebben te maken met verkoopkosten.

Noem een voorbeeld van verkoopkosten en licht dit toe.

Slide 34 - Open vraag

Jan gaat in het centrum van Zwolle een onderzoek doen. Hij gaat de mensen in de stad interviewen en vragen stellen. Hij wil graag informatie verzamelen. Hoe noemen we dit onderzoek?
A
deskresearch
B
fieldresearch

Slide 35 - Quizvraag