22/9 H2 woordenschat formeel taalgebruik

Formeel taalgebruik

Woorden-schat H2
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Formeel taalgebruik

Woorden-schat H2

Slide 1 - Tekstslide

Lesplanning
  • Korte activiteit
  • Wat weet je al?
  • Instructie/quiz
  • Werken
  • Afsluiten 

Slide 2 - Tekstslide

Spelen met woorden: raadsels
Geef iedereen de kans om het raadsel op te lossen: roep je geen antwoorden door de klas, maar doe je het in je hoofd.
  • Lees eerst het raadsel en probeer hem in je hoofd op te lossen (schrijf je antwoord eventueel even in je schrift op)
  • Schrijf je antwoord in de volgende sheet.
  • Denk aan hoofdletters en leestekens.

Slide 3 - Tekstslide

Je kan het horen, maar niet zien of aanraken, ook al is het onder jouw controle.

Slide 4 - Open vraag

Welke worst is zonder 'r' ook worst?

Slide 5 - Open vraag

Waarom mogen bomen nooit voetballen?

Slide 6 - Open vraag

Lesdoel:
Aan het einde van deze les:
  • kan je het verschil tussen formeel en informeel taalgebruik benoemen
  • weet je wanneer je formeel taalgebruik moet gebruiken
  • heb je geoefend met formeel taalgebruik                                            


Slide 7 - Tekstslide

in welke situatie gebruik je formele taal?
A
aan je eigen keukentafel
B
aan te de telefoon met je vrienden
C
tijdens een sollicitatiegesprek
D
Tijdens de pauzes van school

Slide 8 - Quizvraag

Wanneer gebruik je nog meer formele taal?

Slide 9 - Open vraag

Een voorbeeld van formeel taalgebruik is:
A
Hey man,
B
Hoi Sjonnie,
C
Beste meneer/mevrouw,
D
Hey, alles goed?

Slide 10 - Quizvraag

Je spreekt iemand aan met 'je' of 'jij'.
Je spreekt iemand aan met 'u'.
Je noemt diegene bij de achternaam en zegt 'meneer/mevrouw'.
Je noemt diegene bij de voornaam.
Je mag straattaal of jongerentaal gebruiken.
Je taalgebruik is netjes.
Formeel taalgebruik
Informeel taalgebruik

Slide 11 - Sleepvraag

Formeel taalgebruik

Wat betekent 'alsmede'?
A
over
B
en ook

Slide 12 - Quizvraag

Wat is formele taal?
 

Formele taal is taal die je gebruikt in serieuze situaties. Het is een beetje ‘stijf’. Je gebruikt het als je contact hebt met mensen die je niet zo goed kent of met mensen die belangrijk zijn.


Slide 13 - Tekstslide

Wat is informele taal?
Informele taal is taal die je gebruikt in minder serieuze situaties. Het is ‘losser’. Je gebruikt het als je praat met je vader of moeder of als je een berichtje schrijft naar een vriend of een klasgenoot. 
  • Let op: informeel betekent niet dat je meer fouten mag maken. Je gebruikt alleen wat eenvoudigere woorden, die lijken op de taal die je spreekt.


Slide 14 - Tekstslide

Formeel taalgebruik

Wat betekent 'betreffende'?
A
over
B
hierbij

Slide 15 - Quizvraag

Formeel taalgebruik

Wat betekent 'gelieve'?
A
wilt u
B
eerst

Slide 16 - Quizvraag

Formeel taalgebruik

Wat betekent 'hetzij'?
A
als
B
of

Slide 17 - Quizvraag

Formeel taalgebruik

Wat betekent 'te allen tijde'?
A
om
B
altijd

Slide 18 - Quizvraag

Formeel taalgebruik

Wat betekent 'tevens'?
A
nu
B
ook

Slide 19 - Quizvraag

Werk voor deze les + huiswerk: 

Blz. 52 t/m 54, startopdracht + opdracht 1 en 2
+ nakijken en verbeteren met een andere kleur!

Wat niet af is = huiswerk
Klaar = lezen 
Stel de volgende les vragen over fouten die je niet begreep!
timer
25:00

Slide 20 - Tekstslide

Lesdoel:
Aan het einde van deze les:
  • kan je het verschil tussen formeel en informeel taalgebruik benoemen
  • weet je wanneer je formeel taalgebruik moet gebruiken
  • heb je geoefend met formeel taalgebruik                                            


Slide 21 - Tekstslide

Ik weet wat formeel taalgebruik is en kan dat herkennen en begrijpen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 22 - Poll

Reflectie:
Wat ging bij jou goed tijdens deze les?
Wat kan nog iets beter?

Slide 23 - Open vraag

Feedback
Wat vond je fijn/goed aan deze les?
Wat zou je liever anders willen zien?

Slide 24 - Open vraag