Period 1 lesson 4 A2 unit 1A Hi!

Unit 1 lesson 1: Hi!
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 16 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Unit 1 lesson 1: Hi!

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Look a the pictures.
Where are these people?
Are they friends?

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Tekstslide

1A Wordbubble. 
1. Name the items in the wordbubble.
2. Let students work in pairs.
3. Ask a few Ss to share anything interesting they found out about their partner with the class.
4. Can you add any questions to the bubble? E.g.: What's your age?

Our goal today
You are going to introduce and talk about yourself.

You will use the present simple:
I, you, we, they.

You are going to write a personal profile: use capital letters.

Slide 4 - Tekstslide

https://englishconnect.pearson.com/lesson/view/6585417054814208/next/~courses~4654867108855808~next~~courses~list?display=grid

Checkpoints
Your Road to Success:

80% of the lessons present.
80% of the homework finished.
Positive attitude in class.

Checkpoints OK = exam in P2.



Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lidwoorden
Lidwoorden (de/het/een) worden in het Engels (the/a/an) anders gebruikt dan in het Nederlands.

Why should you learn
 the a/an rule?

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lidwoorden
Er was eens de oude boer die het gans had dat elke dag de gouden ei legde. De ei leverde het boer genoeg op voor de comfortabel leven.
Op een dag had een boer de idee en dacht: "Waarom maar één ei per dag? Waarom kan ik niet alle eieren meteen krijgen?" Het domme boer sneed het buik van het gans open voor het overvloed aan gouden eieren. Hij vond niets. Een boer realiseerde zich dat hij de grote fout had gemaakt.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Pay attention to the a / an rule in English!
Er was eens de oude boer die het gans had dat elke dag de gouden ei legde. De ei leverde het boer genoeg op voor de comfortabel leven.
Op een dag had een boer de idee en dacht: "Waarom maar één ei per dag? Waarom kan ik niet alle eieren meteen krijgen?" Het domme boer sneed het buik van het gans open voor het overvloed aan gouden eieren. Hij vond niets. Een boer realiseerde zich dat hij de grote fout had gemaakt.
Once upon a time, an old farmer had a goose that laid a golden egg every day. The egg gave the farmer enough to live comfortably.
One day, the farmer had an idea and thought: "Why just an egg a day? Why can't I have all the eggs at once?"
The foolish farmer cut the goose's stomach to get an abundance of golden eggs. He found nothing. The farmer realised he had made a huge mistake.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Articles = lidwoorden
Wanneer je in het Nederlands de of het voor een zelfstandig naamwoord zet, gebruik je in het Engels the.
Wanneer je in het Nederlands een voor een zelfstandig naamwoord zet, gebruik je in het Engels a of an.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

GPS

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Articles        A / AN
a gebruik je voor woorden die beginnen met een medeklinker.
an gebruik je voor woorden die beginnen met een klinker.
a pet              a teacher            a bike
a car              a door                  a room
an ear           an investigation         an officer
an apple      an answer                    an English man

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Articles        A / AN
Let op! Het gaat er niet om hoe je een woord schrijft, maar hoe het volgende woord klinkt.
an hour (je hoort our)
a university (je hoort juniversity)
an M&M (je hoort em&em)

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Who are you?
Make a list of all the famous people you know.

One student: Choose one of the famous people. 
Other students: Ask yes/no questions to guess who.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1A Me and you 

3A Play the recording from 2B first. Elicit answers: 1. Do; don’t 2. Do; work 3. know; go.
3B Read the sentence. Ask & show the correct answer. Explain that we use the present simple to describe things which are always true. You could also explain that with I, you, we and they, the present simple form is the same as the infinitiveabout Show the grammar bank.
8A Sample of a personal profile.
8B Writing bank: task 1A.



Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

To finish
Work in pairs.

Where do you post a personal profile?

Do you have a personal profile? Where and what for?


Slide 15 - Tekstslide

Ss discuss the questions in pairs. When they have finished, elicit their ideas and have a brief class discussion.

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies