Let op!!: zullen in de futurum
We gebruiken in het Nederlands zullen niet vaak
om te praten over iets in de toekomst, maar het kan/mag wel.
Ik zal morgen komen.
Wij zullen maandag de toets maken.
Vaker kiezen we voor de presens + tijdsbepaling of gaan + infinitief:
Ik kom morgen.
Wij maken maandag de toets. / We gaan maandag de toets maken.