Hfst 2, paragraaf 1 en 2

Het Keynesiaanse kruis
Macro economisch model waarbij het effect van overheidsbeleid en beleid centrale bank kan worden bepaald.
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 29 slides, met tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Het Keynesiaanse kruis
Macro economisch model waarbij het effect van overheidsbeleid en beleid centrale bank kan worden bepaald.

Slide 1 - Tekstslide

Beleid
Begrotingsbeleid: overheidsbeleid, de overheid kan via belastingen en overheidsuitgaven de economie beïnvloeden. 


Monetair beleid: Beleid van de ECB, bijv rente verhogen of verlagen en daarmee de geldhoeveelheid bepalen.

Slide 2 - Tekstslide

IS-MB-GA model
- Vereenvoudigde weergave van de werkelijkheid
- Model waarmee de gevolgen van begrotingsbeleid en monetair beleid inzichtelijk kunnen worden gemaakt. 
- We gaan in dit model uit van een gesloten economie, dus zonder sector buitenland.

Slide 3 - Tekstslide

Economische kringloop
Y = C + I + O + E - M
nu dus een gesloten economie (zonder buitenland)
Y = C + I + O

Effectieve vraag = gelijk aan totale bestedingen (dus gaat om de vraag die ook daadwerkelijk tot echte uitgaven zullen leiden).
Y = EV
Y = EV = C + I + O 


Slide 4 - Tekstslide

Evenwichtslijn (Productie = bestedingen)

Slide 5 - Tekstslide

Consumptie
Op te splitsen in 2 soorten: 
1) Autonome consumptie (Co): consumptie die onafhankelijk is van  inkomen. 
2) Consumptie die afhankelijk is van besteedbaar inkomen
Besteedbaar inkomen is inkomen dat overblijft na betaling belasting (Y - B).
Consumptie afhankelijk van besteedbaar inkomen = c(Y - B)
c = consumptiequote, hoeveel procent van inkomen wordt geconsumeerd.
Consumptiefunctie = C = c(Y-B) + Co (Bijv 0,75Y + 50)

Slide 6 - Tekstslide

Consumptiefunctie
C = Co + c(Y - B)

Het deel van de consumptie dat wordt gespaard is de spaarquote.
C = 0,75Y + 50
Spaarlek: 0,25Y

Slide 7 - Tekstslide

Bestedingslijn
EV = C + I + O
Investeringen: Autonoom, dus een vast getal. 
Overheidsbestedingen: Autonoom, dus ook een vast getal

Bestedingen = Co + c (Y-B) + Io + Oo

Slide 8 - Tekstslide

Evenwicht  op goederenmarkt
De markt zal richting Y* werken. 
Stel inkomen is hoger dan Y*
Dan ligt de EV lager dan dat past bij het inkomen/productie. Daardoor komen bedrijven te zitten met voorraden.

Gevolg: productie daalt
Werkgelegenheid daalt
Inkomen daalt

Terug in evenwicht

Slide 9 - Tekstslide

Evenwicht op de kapitaalmarkt
Bij evenwicht op de goederenmarkt is er ook evenwicht op de kapitaalmarkt.
Het spaargeld (S) van de gezinnen, wordt gebruikt door de financiele instellingen om uit te lenen aan de bedrijven (voor I) en de overheid (voor overheidstekort).
S = I + (O-B)
kan herschreven worden als: (S-I) = (O - B)

Slide 10 - Tekstslide

Multiplier
Een multiplier is een vermenigvuldigingsfactor die aangeeft in welke mate het nationaal inkomen verandert als de overheidsbestedingen veranderen. 

Stel: multiplier is 1,5. Als de overheid dan 5 miljard in de economie pompt, stijgt het inkomen 1,5x zo hard. (Dus 5 x 1,5 = 7,5)

Slide 11 - Tekstslide

Overheidsbesteding
Door een toename van de overheidsbestedingen verschuift de bestedingslijn naar boven. Het evenwichtsinkomen is nu y2
multiplier is = verandering y* / verandering O

Slide 12 - Tekstslide

multiplier
Hier is te zien dat verandering Y* groter is dan verandering O.

Multiplier:
EV stijgt, Y stijgt, C stijgt, EV stijgt, Y stijgt, enz

Slide 13 - Tekstslide

Inverdien en uitverdieneffect
Inverdieneffect: Overheid besteedt meer, daardoor mensen meer inkomen, mensen kopen meer, betalen ook BTW. Overheid verdient wat terug dus. 
Uitverdieneffect: Wanneer de overheid bezuinigt, dalen de overheidsbestedingen (Positief voor B-O). Daardoor minder inkomen, meer werkloosheid, meer kosten aan uitkeringen (negatief B-O). Mensen minder kopen: minder btw (negatief B-O)

Slide 14 - Tekstslide

Spaarlek
Bestedingslijn B loopt stijler dan A --> Van iedere euro inkomen wordt bij B meer besteed, dus minder gespaard.

De multiplier van A is dus kleiner omdat er daar een groter spaarlek is

Slide 15 - Tekstslide

Afname producentenvertrouwen
Wanneer producentenvertrouwen daalt, gaan bedrijven minder investeren (Autonoom).

Gevolg: een lagere EV (C+I daalt)

Slide 16 - Tekstslide

Nu maken
Paragraaf 1: Vraag 1,2 en 7

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

Meer I
Ev = C + I + O
C = 0,5Y + 150
I = 25
O = 25

Als bedrijven meer investeren (+50), verschuift de lijn evenwijdig, nieuw inkomensevenwicht bij Y = 400 (Dus meer werk en productie)

Slide 19 - Tekstslide

Hogere consumptiequote
Helling bestedingslijn loopt steiler.
Dus een hogere consumptiequote 
(bijv 0,6Y + 150).
Oorzaken: 
Meer vertrouwen consument

(Dus een hogere multiplier)
Gevolg: hoger evenwichtsinkomen

Slide 20 - Tekstslide

Rente
Wanneer er gesproken wordt over rente, gaat het om de reële rente. 
RIC = NIC / PIC x 100
(in het boek staat een andere vage formule die op hetzelfde neerkomt)

Slide 21 - Tekstslide

Invloed rente op vraag
Als de rente daalt

* Lenen om te investeren is aantrekkelijker
*Sparen is niet aantrekkelijk, dus consumtiequote stijgt 
* Consumptief krediet goedkoop

Dus EV stijgt 

Slide 22 - Tekstslide

Stel: rente daalt
Consumtiequote stijgt (Dia20)
Investeringen nemen toe (dia21)


Dus van Lijn 1 naar lijn 3: Er ontstaat een hoger evenwichtsinkomen.
(Rentestijging andersom)

Slide 23 - Tekstslide

Rente en inkomen
Er is een negatief verband tussen rente en inkomen

Lagere rentes: inkomen stijgt

Hogere rentes: inkomen daalt

Slide 24 - Tekstslide

De IS lijn
De IS-lijn geeft de mogelijke combinaties van rente en inkomen waarbij de goederenmarkt in evenwicht is bij een gegeven inflatie.
Wat moet je vooral weten:
Hoge rente, dan meer sparen minder lenen, dus bestedingen omlaag, daardoor neemt reele productie af en dit zorgt voor lager inkomen

Slide 25 - Tekstslide

Verandering VAN IS-lijn
Verandering van de IS-Lijn is het gevolg van een verandering op de goederenmarkt die niet het gevolg is van een verandering van de rente.

Hiernaast een stijging van de overheidsbestedingen.
Door de stijging van de overheidsbestedingen, stijgt de reële productie, daardoor bij een zelfde rente meer vraag naar producten, dus meer productie en dus ook hogere inkomen.

Slide 26 - Tekstslide

Hfst 2: Paragraaf 1: Vraag 1,2 en 7
Hfst 2, paragraaf 2, vraag 1,2,3,4,6
Paragraaf 3, vraag 1,2,4,5,6 en 7

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Link

Slide 29 - Video