1. Herhaling tekstdoelen |

Herhaling tekstdoelen
Binnen = beginnen!
Pak je leesboek.
Je leest alleen en in stilte.
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 55 min

Onderdelen in deze les

Herhaling tekstdoelen
Binnen = beginnen!
Pak je leesboek.
Je leest alleen en in stilte.

Slide 1 - Tekstslide

Theorie
Herhaling Meer dan lezen pararaaf 3 + nieuwe theorie paragraaf 4
 
Maken
Opdrachten paragraaf 4
periode 3

Slide 2 - Tekstslide

Informeren
Overtuigen
Beschouwen
Activeren
Amuseren
De schrijver wil je laten lachen of ontroeren.
Bijvoorbeeld een leesboek of stripboek.
De schrijver wil dat je iets nieuws leert. 
Hij gebruikt alleen maar feiten.
De schrijver wil dat je iets (niet) gaat doen.
Bijvoorbeeld iets kopen. 
De schrijver wil dat je je eigen mening vormt. Hij vertelt je over beide kanten van het verhaal.
De schrijver geeft zijn mening en gebruikt argumenten. Hij wil dat jij dezelfde mening krijgt. 

Slide 3 - Sleepvraag


Welk doel heeft jouw
lesboek van aardrijkskunde?
A
Amuseren
B
Informeren
C
Overtuigen
D
Activeren

Slide 4 - Quizvraag


Welk doel heeft de
Donald Duck?
A
Amuseren
B
Informeren
C
Overtuigen
D
Activeren

Slide 5 - Quizvraag


Welk doel heeft de
poster hiernaast?
A
Amuseren
B
Informeren
C
Overtuigen
D
Activeren

Slide 6 - Quizvraag


Welk doel heeft een politicus die zijn mening geeft?
A
Amuseren
B
Informeren
C
Overtuigen
D
Activeren

Slide 7 - Quizvraag


Welk doel heeft een cabaretier?
A
Amuseren
B
Informeren
C
Overtuigen
D
Activeren

Slide 8 - Quizvraag


Welk doel heeft de schrijver als hij jou beide kanten van het verhaal laat zien?
A
Amuseren
B
Informeren
C
Overtuigen
D
Beschouwen

Slide 9 - Quizvraag


Welk doel heeft een
folder van de Kruidvat?
A
Amuseren
B
Informeren
C
Overtuigen
D
Activeren

Slide 10 - Quizvraag


Wat bedoelen we met het 'onderwerp' van een tekst?
A
Waar de tekst over gaat in 1 woord.
B
Waar de tekst over gaat in 1 zin.
C
Wie de tekst heeft geschreven.
D
Voor wie de tekst bedoeld is.

Slide 11 - Quizvraag


Wat bedoelen we met de 'hoofdgedachte' van een tekst?
A
Waar de tekst over gaat in 1 woord.
B
Waar de tekst over gaat in 1 zin.
C
De titel.
D
De tussenkopjes.

Slide 12 - Quizvraag

Noteer in je schrift de belangrijkste informatie: 
  • Noteer het onderwerp van je tekst.
  • Geef antwoord op de 5W + 1H vragen.
  • Noteer de hoofdgedachte in 1 zin. 
Wie
Wat
Waar
Wanneer
Waarom
Hoe
Kies en lees tekst 1 of tekst 2.
Helden van Heerenveen
Werken voor de politie

Slide 13 - Tekstslide

Tekst 1 en tekst 2 zijn informatieve teksten.
Schrijf een activerende tekst voor je klasgenoten. 
Je werkt in een twee- of drietal.
Wie
Wat
Waar
Wanneer
Waarom
Hoe
In je tekst verwerk je minimaal: 
  • Onderwerp: waarover schrijf je?
  • 5W + 1H vragen
  • 1 'Call-to-action' (bijvoorbeeld: doe mee!)

Om je activerende tekst extra goed te maken:
  • Bedenk een pakkende titel.

Slide 14 - Tekstslide

Theorie
Herhaling: tekstdoelen
 
Lezen
Helden van Heerenveen
Volgende les: hoofdzaken en bijzaken

Slide 15 - Tekstslide