TaalCompleet A2, T6 Werk zoeken

Thema 6 Werk zoeken
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2MBOVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute n2Studiejaar 2

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Thema 6 Werk zoeken

Slide 1 - Tekstslide

Een brief waarin je schrijft dat je die baan graag wilt hebben.
A
de sollicitatiebrief
B
de sollicitatie brief
C
de solicitatiebrief
D
de sollisitatiebrief

Slide 2 - Quizvraag

Interesse hebben in
Werkgever
Werknemer
solliciteren

Slide 3 - Sleepvraag

tegenovergestelde van het voordeel

Slide 4 - Open vraag

Een baan waar iemand voor gezocht wordt.
A
de vaccature
B
de vacature
C
de vakature

Slide 5 - Quizvraag

De bar
A
de café
B
het cafee
C
het café
D
de cafee

Slide 6 - Quizvraag

hierin staat wat je opleiding is en waar je gewerkt hebt en wie je bent
A
bv
B
cvc
C
cv
D
vb

Slide 7 - Quizvraag

wanneer je kunt werken

Slide 8 - Open vraag

Een deel binnen een bedrijf
A
de verdieping
B
de afdeling
C
de etage
D
het gedeelte

Slide 9 - Quizvraag

geld dat je aan het rijk moet geven voor algemene voorzieningen
A
de verzwaring
B
het salaris
C
de belasting
D
de boete

Slide 10 - Quizvraag

partime
A
gedeelte
B
deeltijd
C
deels
D
voltijd

Slide 11 - Quizvraag

op zichzelf

Slide 12 - Open vraag

geld dat je ergens voor krijgt of geeft
A
de boete
B
uitkering
C
prijs
D
de vergoeding

Slide 13 - Quizvraag

beroep van iemand die dingen in elkaar zet of repareert
A
de maker
B
de helper
C
de monteur
D
de werkman

Slide 14 - Quizvraag

middelen waarmee iets of iemand van de ene
plaats naar de andere plaats gebracht kan worden
A
voeren
B
vervoer
C
fietsen
D
auto's

Slide 15 - Quizvraag

het gebouw
2 antwoorden
A
de flat
B
de fabriek
C
het park
D
de ruimte

Slide 16 - Quizvraag

groot voertuig voor transport

Slide 17 - Open vraag

helemaal

Slide 18 - Open vraag

 dat geeft niet
eerlijk
stress
creatief

Slide 19 - Sleepvraag

denken dat iets waar is
A
gedroomd
B
gedenken
C
gebieden
D
geloven

Slide 20 - Quizvraag

geen voldoende voor je examen
A
geslaagt
B
gezakt
C
geslagen
D
gezakd

Slide 21 - Quizvraag

achter iets of iemand aangaan

Slide 22 - Open vraag

Maak de zin af.
Hans wil werken bij een kapper. Hij

Slide 23 - Open vraag

Maak de zin af.
Chris werkt parttime als kok. Hij wil meer verdienen, dus

Slide 24 - Open vraag

Maak de zin af.
Ik ben te laat want

Slide 25 - Open vraag

Maak de zin af.
Fatima heeft pijn in haar hoofd. Daarom

Slide 26 - Open vraag

Verbeter het laatste woord van de zin:
Jan is vanochtend vroeg opstaan.

Slide 27 - Open vraag

Verbeter het laatste woord van de zin:
Hans heeft vandaag met Sara samenwerken.

Slide 28 - Open vraag

Verbeter het laatste woord van de zin:
Loes heeft lekkere koekjes meenemen.

Slide 29 - Open vraag

Verbeter het laatste woord van de zin:
Gisteren hebben we thema 6 herhalen.

Slide 30 - Open vraag

Verbeter het laatste woord van de zin:
Mohamed heeft in de vakantie veel geld verdienen.

Slide 31 - Open vraag

Maak zinnen met de woorden.
Gebruik in elke zin een voorzetsel.
Bijvoorbeeld:
kijken: Wij kijken naar een spannende film.

Slide 32 - Tekstslide

Maak een zin met het woord:
luisteren

Slide 33 - Open vraag

Maak een zin met het woord:
omgaan

Slide 34 - Open vraag

Maak een zin met het woord:
wennen

Slide 35 - Open vraag

Dictee:
Luister naar de docent.

Slide 36 - Open vraag

Dictee:
Luister naar de docent.

Slide 37 - Open vraag

Dictee:
Luister naar de docent.

Slide 38 - Open vraag

Ben je klaar voor de toets van morgen?
A
Ja, helemaal
B
Ja, een beetje.
C
Nee, ik moet nog veel leren.
D
Nee, helemaal niet.

Slide 39 - Quizvraag

Succes met toets 6.

Slide 40 - Tekstslide